Richard Turere had een hekel aan leeuwen. Sterker nog, hij haatte ze. Negen was hij, toen hij als Masai-jongetje voor het vee van zijn familie moest gaan zorgen, aan de rand van het Nairobi National Park in Kenia. ’s Nachts, als hij de beesten bijeen had gedreven in de boma, de veekraal, leek alles veilig. Totdat de leeuwen over de omheining sprongen en de dieren te grazen namen.
Hij moest iets doen en probeerde verschillende dingen uit. Vuur schrikt leeuwen af, dacht hij, maar door het licht konden ze het vee binnen de omheining juist beter zien. Aan een vogelverschrikker waren ze binnen één dag gewend.
Toen hij op een avond met een zaklantaarn rond de boma liep en er geen leeuw te zien was, bracht hem dat op een idee. Met een oude autoaccu, een schakelaar uit een afgedankte motorfiets en een paar lampjes uit kapotte zaklantaarns knutselde hij een knipperlichtsysteem in elkaar. Als hij dat rondom de kraal hing, leek het net of er een herder met een zaklamp rondjes liep.
Het werkte: de leeuwen bleven weg. Het knipperlichtsysteem wordt nu in grote delen van Kenia gebruikt. Richard Turere geeft inmiddels TED Talks over zijn uitvinding. Titel: ‘My invention that made peace with lions’.
Die vrede is hoognodig. Het aantal wilde leeuwen in Afrika is de laatste decennia schrikbarend afgenomen, een eeuw geleden waren er meer dan 200.000, nu zijn het er ongeveer 32.000. Kenia telde er rond de eeuwwisseling ongeveer 2700, daar zijn er nog maar 2000 van over. Over twintig jaar kunnen ze er compleet uitgestorven zijn. In een groot deel van West-, Centraal- en Noord-Afrika, is dat al gebeurd. Door afname en versplintering van het leefgebied, de handel in bushmeat en conflicten met de lokale bevolking staat het voortbestaan van de soort op het spel.
Geduchte krijgers
Nairobi National Park ligt tegen de onderkant van de Keniaanse hoofdstad aan, gescheiden door een hek. De zuidkant van het park wordt begrensd door een smalle rivier. Hier kan het wild door de ondiepe en smalle stroom vrij in- en uitlopen. Langs die rand leven kleine Masai-gemeenschappen die overdag hun koeien, schapen en geiten op de vlaktes laten grazen.
Op deze grens gaat het nog wel eens mis. Als leeuwen hier koeien aanvallen, nemen de veehouders soms wraak. De Masai zijn geduchte krijgers die niet bang zijn om de roofdieren met hun speren dood te steken.‘Een koe is een kostbaar bezit’, zegt Hans de Iongh, professor aan het Centrum voor Milieuwetenschappen (CML) van de Universiteit Leiden. ‘Daar zit jaren werk in. Als een leeuw je dat afneemt, snap ik wel dat er wraakgevoelens zijn.’
Anders dan in andere Afrikaanse landen is het doden van wild en de handel in bushmeat in Kenia bij wet verboden. De overheid hanteert een zerotolerancebeleid.
‘De strijd tussen mens en leeuw bestaat nog steeds, maar is minder schadelijk’, vertelt de Iongh. ‘De traditionele initiatierite waarbij een Masai-krijger zijn moed toont door een leeuw te doden is nu verboden, dat scheelt al enorm. Doordat een deel van de Masai, met name rond Amboseli National Park, is overgestapt op natuurbeheer is de leeuwenstand daar sterk verbeterd. De populatie is enorm gegroeid, het zijn er op dit moment zelfs al te veel. Omdat leeuwen doden verboden is, kan dat overschot een probleem worden, want ook lastige exemplaren, die te vaak in aanraking komen met mensen of vee, mogen niet worden afgeschoten.’
‘Probleemleeuwen’
De overheid verplaatst deze ‘probleemleeuwen’, vaak naar Meru National Park aan de voet van Mount Kenya. ‘Het resultaat hiervan is twijfelachtig’, zegt De Iongh. ‘Ze zorgen vaak opnieuw voor problemen, en als de aanwezige prides ze vervolgens het gebied uitjagen, komen ze weer in aanvaring met de bevolking. De leeuwen worden dan vaak alsnog gedood door plaatselijke veehouders.’

Samen met de Keniaanse promovendus Francis Lesilau van Kenia Wildlife Service (KWS) en CML-promovendus Kevin Groen doet hij in vier nationale parken onderzoek. ‘Zo willen we bijdragen aan het beschermen van de soort. Aan het eind van de jaren negentig was de leeuw in Amboseli National Park compleet uitgestorven, gedood door de Masai. Langzaam zijn ze uit de omliggende gebieden weer teruggekeerd.’
Halsband met zender
Vanaf 2007 is de Universiteit Leiden samen met Stichting Leo (een organisatie die grote carnivoren in Afrika wil beschermen) en KWS in Nairobi National Park begonnen met het zenderen van leeuwen. ‘De afgelopen jaren hebben we er minstens twaalf voorzien van een halsband met een zender. Via de satelliet kunnen we zien waar leeuwen regelmatig ’s nachts het park uitgaan en met de bevolking in conflict komen.’
Tegelijkertijd startte het programma Living with Lions dat voornamelijk Masai-krijgers opleidt tot leeuwenwachters. Deze zogeheten Moran, een leeftijdsgroep van 16 tot 21 jaar, leven in de bush en beschermen het gebied tegen buitenstaanders. Ze zijn dapper, eten geen bushmeat, jagen niet en zijn zo de ideale natuurbeschermers.
De Masai zijn dus veranderd van vijand tot vriend. Tegenwoordig verhuren ze ook delen van hun grond als natuurgebied, ze werken in lodges, als chauffeur of als gids. Naast veehouderij zijn toerisme en natuurbeheer uitgegroeid tot belangrijke alternatieve inkomstenbron. De Iongh: ‘KWS heeft ook educatieve programma’s. Kinderen leren hier hoe waardevol deze wildernis is. Zo ontstaat er draagvlak voor beheer.’
De avond valt over Nairobi National Park als Nickson Parmisa, voorzitter van het lokale Masai-comité, zijn schapen en geiten de veilige boma in leidt. ‘Naast het hekwerk en de doornstruiken hebben we hier ook knipperlichten geïnstalleerd. We verliezen nog steeds vee, maar tegenwoordig meer overdag. Beneden bij de rivier drinken onze beesten. Dat is de grens met het park, aan de andere kant van het water zitten de leeuwen. Als een herder niet goed oppast, pakken ze zo een schaap of een geit. Daarom zijn we blij met de zenders die sommige leeuwen dragen: zo weten we waar ze zijn en kunnen we die gebieden mijden.’
Onruststokers
Parmisa zegt te weten welke leeuwen de onruststokers zijn. ‘Trouble lions zijn net als wij: ze willen ook gewoon leven. Ik spreek ook nooit van “conflict” maar heb het over “interactie”. Het is onze verantwoordelijkheid als mens te co-existeren met de leeuwen. Als je ingrijpt in het ecosysteem door bijvoorbeeld alle leeuwen hier weg te halen, groeit het aantal herbivoren. De concurrentie tussen het vee en de wilde grazers om het grasland wordt dan te hevig.’

Het is nog donker als De Iongh met een groep studenten en promovendus Luka Narisha het Meru National Park inrijdt. Samen zetten ze zogeheten ‘transecten’ uit. Dat zijn gebieden waar de komende drie maanden tellingen verrichten. Olifanten, zebra’s, giraffes, neushoorns, leeuwen: van alle soorten worden de aantallen nauwkeurig bijgehouden. Een afstandmeter en gps bepalen de bijbehorende locaties.
Verboden te grazen
Als de Toyota Landcruiser een bocht neemt, springt een jongetje van de weg de bosjes in. Hij rent achter zijn schapen en geiten aan en laat van schrik zijn kan met water vallen. Vee laten grazen in het park is verboden. De schapen en geiten zijn een makkelijk feestmaal voor de leeuwen.
Toch nemen sommige herders het risico: in het park is namelijk meer water en dus groener gras te vinden. Als de rangers het jongetje te pakken krijgen, moeten zijn ouders een boete van 200.000 shilling betalen, 2000 euro, of een gevangenisstraf uitzitten van zes maanden tot een jaar. Maar hij heeft geluk, en weet te ontkomen.
Rondcirkelende gieren verraden de aanwezigheid van een kill. Narisha gaat te voet op onderzoek uit en verdwijnt tussen de struiken. Dat is zeker niet ongevaarlijk: een leeuw kan in de buurt zijn en zijn prooi bewaken. Het karkas van een buffel blijkt al nagenoeg te zijn kaalgevreten. Het zou een of twee dagen oud kunnen zijn, schat Narisha. De studenten vinden waar ze voor kwamen: scat, oftewel leeuwenpoep. Ze beginnen monsters te verzamelen.

Twee mannetjesleeuwen van de ‘square tank pride’ liggen al de hele middag te slapen in de schaduw van een boompje in Lake Nakuru National Park. Dat er een aantal auto’s vijftig meter verderop geparkeerd staat, doet ze niets.
KWS-veearts Titus Kaitho rijdt er voorzichtig naar toe, legt zijn geweer aan en schiet. Geschrokken springen de leeuwen op. Bij één mannetje steekt een pluimpje uit zijn dij. Met zijn bek weet hij het felroze pijltje er nog uit te trekken. Te laat, want het verdovingsmiddel begint al te werken. Langzaam valt hij in slaap.
Wilde achtervolging
Met grommende motor rijden de rangers op de tweede leeuw af om hem weg te jagen. Die maakt zich niet al te druk en valt vijftig meter verder weer in slaap. De veearts, de rangers, de onderzoekers en studenten springen allemaal uit de auto’s. Gewapende rangers houden de tweede leeuw in de gaten. Een andere ranger tilt de massieve kop van het slapende dier op zodat Francis Lesilau de halsband kan omdoen. Er wordt in stilte gewerkt. Hans de Iongh en Monica Chege van KWS draaien de moeren en bouten van de zender vast.
Het schemert inmiddels, als de veearts het tegenmiddel van de verdoving toedient. De leeuw heeft echter geen enkele haast om wakker te worden. Soms tilt hij zijn kop even op, om vervolgens weer lekker verder te slapen.

Om het moment van ontwaken zo goed mogelijk vast te leggen heb ik een camera op een statief neergezet waarmee ik via een afstandsbediening kan fotograferen. Het is donker als de leeuw eindelijk opstaat. Hij loopt meteen op mijn camera af. En hap.... begint er aan te knagen. Ben, een Masai-chauffeur, ziet het gebeuren, start zijn auto en probeert hem bij de apparatuur weg te jagen.
Tevergeefs: de leeuw is niet van plan zijn buit af te staan en begint te rennen – mét camera en statief in zijn bek. Drie Landcruisers racen door de inktzwarte bush achter hem aan. In het licht van de koplampen is af en toe een flits van het sprintende beest te zien. Pas als het dier na een wilde achtervolging is omsingeld, laat hij de camera los en vlucht weg. Breed grijnzend vist een ranger het toestel uit de bosjes.
Vla met krokant laagje
‘Ik had er drie vandaag. Eén scat was zo vers, die hebben we een paar uur eerder gelegd zien worden. Disgusting, alsof je vla probeert te grijpen met een krokant laagje erop.’ Via WhatsApp komen er berichten binnen op de telefoons van de Leidse biologiestudenten Iris Noordermeer en Dionne Jacobs. Onder leiding van Kevin Groen verzamelen negen studenten, drie maanden lang data in vier nationale parken. De resultaten deelt Groen met de onderzoekers van Kenia Wildlife Service, Monica Chege, Luka Narisha en Francis Lesilau die ook verbonden zijn aan de Universiteit Leiden.
Ze komen net aan in Amboseli National Park als een volwassen mannetjesleeuw een wildebeest zijn laatste adem laat uitblazen. Op een afstandje kijken andere wildebeesten, zebra’s en gazelles toe. Het is bloedheet op de vlakte en de leeuw probeert met al zijn kracht zijn prooi naar de schaduw van een struik te slepen. Maar het beest is te zwaar: na een paar pogingen geeft hij op en begint aan zijn maal in de zinderende hitte.
‘Naast het in kaart brengen van de leeuwenpopulatie tellen we ook de verschillende soorten prooidieren’, zegt Groen. ‘Uit onderzoek van de mest van de leeuwen kan je zien welk dieet ze hebben en wat hun voorkeuren zijn. Standaard doen we dit door middel van haaranalyse, maar ik wil ook DNA gaan analyseren. Dan weet je precies wat een leeuw heeft gegeten, ook de kleine dieren die je bij tellingen in het veld over het hoofd ziet of er bij haaranalyse tussendoor glippen. Als je wilt dat leeuwen niet buiten het park snacken, moet je ervoor zorgen dat er genoeg wilde prooidieren zijn om ze gelukkig te houden. Daar kun je het beleid op aanpassen.’
Tegelijkertijd biedt een hek ook niet altijd de oplossing, weet Groen. ‘In een afgesloten park komen grazers vaker in aanraking met een leeuw of een ander roofdier, waardoor ze alerter worden en minder gaan grazen. Dan kan er namelijk een soort landscape of fear ontstaan. Als grasland minder begraasd wordt, ontstaan er meer bosjes, waar bepaalde dieren niet van houden. Dat heeft ook weer invloed op de populatie.’
Wildebeest in nood
Die avond liggen er drie leeuwen langs een bosrand. Nadat alle andere auto’s met toeristen zijn weggereden, voeren de onderzoekers een zogeheten ‘calling station’ uit. Met een versterker wordt het geluid van een prooidier afgespeeld. Zodra het gekerm van een wildebeest in nood over de vlakte schalt, steken de eerste leeuwen hun kop op. Het worden er steeds meer. De grote groep staat rustig op en begint richting het geluid te lopen. Het zijn er dertien: vrouwtjes, jongvolwassenen en een aantal jongeren die nog vlekken in hun vacht hebben.
Zodra het donker is, gaan de onderzoekers terug met goede hoop de volgende dag hier scat te vinden. ’s Avonds laat pipetteren Iris en Dionne ethanol in de ampullen waarin de samples worden verzameld. Nog snel even slapen, om vijf uur gaat de wekker weer.
De volgende ochtend stuiten de onderzoekers op een kill: een leeuwin heeft een wildebeest en haar jong gedood. Terwijl twee jongen van de leeuwin zich te goed doen aan het kadaver, hangen er op enkele meters afstand jakhalzen en hyena’s rond. Zodra die een stuk te pakken krijgen, klinkt het gekraak van de botten die ze tussen hun kaken versplinteren. Luid tetterend jagen enkele olifanten verderop een ander stel leeuwen weg.
Het mannetje, dat gister het wildebeest probeerde te verslepen, ligt inmiddels in de schaduw van de struik. Het karkas is niet te zien, zijn vrouwtje met twee pasgeboren welpen wel. Uitstappen om scat te verzamelen is nu geen optie. Het team besluit door te rijden naar de plek waar ze gisteren de grote troep hebben gezien. Daar is de kust nu wel veilig: die leeuwen zijn inmiddels verderop gesignaleerd. Enthousiast worden de ampullen en plastic gripzakken gevuld.
Het zijn de eerste monsters uit Amboseli National Park, dat bericht moet op WhatsApp! Op de terugweg begint een wat muffe geur de auto te vullen.
