Wat doe je als medewerker van het orgaancentrum van de Nederlandse Transplantatie Stichting?
‘Je bent grotendeels aan het bellen, bellen en nog eens bellen. Artsen vanuit heel het land bellen ons als er een patiënt is overleden of bijna gaat overlijden. Mijn taak is om te kijken of deze patiënt geschikt is voor weefseldonatie. Dat kan gaan om ogen, huid, hartkleppen, botten en peesweefsel.
‘Ik raadpleeg dan als eerste het Donorregister, waarin staat of de patiënt toestemming geeft om donor te zijn. Als er toestemming is van de familie en van de patiënt ga ik samen met de arts de medische en sociale voorgeschiedenis en beloop van het overlijden achterhalen. En als iemand dan volledig geschikt is bel ik naar Stichting Weefsel Uitname Organisatie Nederland (WUON), die alles met betrekking tot de uitname verder afhandelen.’
Komt het voor dat de familie niet akkoord gaat?
‘In principe is het de wens van de patiënt. Maar bij een heftig of onverwachts overlijden, zoals een ongeluk, zit de familie er soms echt niet op te wachten en mogen zij er tegenin gaan.’
Moet je geneeskunde studeren als je hier wilt werken?
‘Nee, maar er werken wel allemaal studenten met een medische achtergrond. Voordat je begint, is er een inwerktraject van vier maanden. Er zijn namelijk best wel veel redenen waarom iemand niet zou mogen doneren en die moet je allemaal uit je hoofd kennen.
‘Je leert eerst hoe je het donorregister raadpleegt en daarna zit je op kantoor bij de mensen die dienst hebben. Na die vier maanden is er een week waarin je drie diensten in een week draait en jij de eindverantwoordelijke bent. Als je dat goed doet en je je mondeling haalt, dan mag je zelf aan de slag.’
Wat zijn die redenen?
‘Het is een hele lijst. Iemand met dementie mag bijvoorbeeld niet doneren. Het risico is dat het wordt overgedragen.
‘Het kan ook dat de kwaliteit van het weefsel niet meer goed is door ziekte of hoge leeftijd. Bij huid, hartkleppen en het bot- en peesweefsel zit er een maximale leeftijd aan donatie. Maar als je te jong bent, kan je soms ook geen weefsel doneren, want dan is het nog niet voldoende ontwikkeld of is er te weinig opbrengst. Zo heb je per weefsel dus verschillende eisen.’
Ben je zelf donor?
‘Ja. Ik was daar altijd al heel stellig in. Toen ik zestien was, heb ik al het donorregister ingevuld. Toen wist ik alleen nog niet het verschil tussen orgaan- en weefseldonatie. Door mijn werk weet ik dat nu wel.’
Wat vind je het leukste aan je werk?
‘Dat ik steeds vaker denk: o, dat is leuk, dit heb ik op studie geleerd. Ik leg steeds meer verbanden tussen studie en werk. Maar andersom is dat ook zo. Alles wat ik leer tijdens mijn werk, kan ik ook goed toepassen bij mijn studie. Maar het leukste is dat elk donordossier een soort puzzel is. Dat is heel uitdagend en leerzaam. Je achterhaalt stap voor stap steeds meer informatie, tot op een gegeven moment alle stukjes op hun plek vallen.’