Columns & opinie
Dagboek uit het Dolhuis (2): de dag waarop ik een verwarde man werd
Nu de geestelijke gezondheid van studenten onder grote druk staat, haalt Olaf Leeuwis herinneringen op aan zijn eigen mentale kwalen, de eindeloze wachtlijsten en zijn tijd in ‘het Dolhuis’. In deel twee: het moment waarop mijn leven kenterde.
Olaf Leeuwis
dinsdag 25 mei 2021

Maakt de brievenbus open, pakt het recentelijk geleverde boek eruit, stopt het in een jaszak en pakt de trein naar Zwolle.

Lolita, light of my life, fire of my loins. My sin, my soul. Lo-lee-ta: the tip of the tongue taking a trip of three steps down the palate to tap, at three, on the teeth. Lo. Lee. Ta.

Dat las ik in de trein terwijl ik op weg was naar Museum de Fundatie. De mooiste zinregels uit de vorige eeuw om een boek mee te beginnen, gelezen op een januaridag vorig jaar waarop mijn leven kenterde.

Ik had het kunnen zien aankomen. Op een stormige dag een museum bezoeken waarvan de architectuur bestaat uit een neoclassicistische basis met daarop een eivormig gezwel dat doet denken aan het kale achterhoofd van Sugar Lee Hooper. De tentoongestelde collectie was ook niet heel veel soeps die dag, want de Van Goghs kon ik niet vinden en het enige wat ik verder kon aanschouwen waren moeilijke werken van verfkots.

Ik merkte het al toen ik de trein uitstapte, het was sowieso al een moeilijk station om op te landen, maar het was alsof ik een verwarde man was. Na wat gesteggel kon ik gelukkig wel de route vinden naar deze vage kunsttempel, alleen beschuldigde mijn hersenpan andere mensen ervan dat ze mij wilden aanvallen. Oké, ik had mijn mooie zwarte overcoat aan en ik had Foute Literatuur bij me, maar waarom zouden ze?

Eenmaal binnen hielp het niet dat ik geconfronteerd werd met de meest ingewikkelde kunst. Veel moderne kunst is op zichzelf al raar, maar als de neurotransmitters in je hersenen alles ontregelen, bekruipen deze werken je een soort hellevrees.

‘Ik vreesde dat de broodjes kroket van de stations-Smullers waren volgestopt met Navalny-gif’

Neem de paarden van Franz Marc, iets zei mij dat die lange poten niet helemaal de bedoeling waren, maar ik had eigenlijk geen idee of ik, of Franz, nou gek was. Die Karel Appels, ook zoiets. Veel gerommel op een doek, ik mag die werken wel, maar toch snapte ik het niet helemaal. Of die Turner, die deed mij dus helemaal niets. Toen wist ik dat er zeer zeker iets mis met mij was, want dit was de eerste Turner waar ik ooit voor stond. Zonde.

Wat ook niet hielp, nu ik toch bezig ben, was dat de vaste collectie geheel door elkaar hing. In een kamer had je een Turner en ernaast hingen zeventiende-eeuwse portretten van Gerard ter Borch. Ben ik nou zo slim en zij nou zo verward? Heel de vaste collectie leek op een potpourri van stijlen, periodes en schilders.

Aangezien de tentoonstellingen angstaanjagend en veel te moeilijk waren voor deze conservatief-geaarde doch ontregelde kunstliefhebber, vond ik het wel weer mooi geweest. Op de terugweg had ik wederom last van de gedachte dat mensen me wilden aanvallen. Ik betichtte de broodjes kroket van de stations-Smullers ervan dat ze volgestopt waren met Navalny-gif, en de vrouw in de trein tegenover mij verdacht ik ervan mij te willen omleggen met de stijltang in haar handtas.

Leuk is anders, maar na wat paniekerige belletjes en een treinrit van twee uur was ik gelukkig thuis, en hiermee begon de mentaal-ontregelende reis van maanden. Wat je hiervan leert? Moderne kunst is voor de verwarde man al helemaal een kruisdraging en zo ook Museum de Fundatie. Nie wieder.

Nabokov las ik trouwens pas in mei uit, zo erg was het gesteld met me.

And the rest is rust and stardust.

 
Olaf Leeuwis is student International Relations

Over deze serie

De geestelijke nood onder studenten is hoog en de wachtlijsten zijn te lang, erkennen Leidse psychologen. Ook zeer ernstige gevallen - ‘mensen die echt ten einde raad zijn’ – kunnen vaak niet terecht. 

Om een inkijkje te geven in dat ‘hele geestelijke gedoetje’ haalt student Olaf Leeuwis voor Mare herinneringen op aan zijn tijd in ‘het Dolhuis, met uitzicht op de faculteit waar mijn toekomstige behandelaars zich klaarstoomden'.

 > Lees hier de eerste aflevering van ‘Dagboek uit het Dolhuis’