
‘Ik ben gestopt met mijn lessen Nederlands’, vertelde mijn Catalaanse vriendin me in het tweede jaar. ‘Het was te duur om door te gaan, op zaterdagavonden helemaal in Leiden, en eigenlijk is Nederlands ook best wel lelijk’, verdedigde ze zichzelf, half grappend.
Begrijpelijk, want ze leert ook Chinees en Arabisch: talen die bij elkaar worden gesproken door zo’n 1,6 miljard mensen, met een veel rijker palet aan woordenschat, literatuur en mogelijkheden dan onze ‘moerstaal’.
Waarom zou je dan (reis)tijd en geld verspillen aan het Nederlands?
Ten eerste kost het dus aardig wat duiten. De universiteit adverteert bij aanvang van het semester met een fikse korting op de prijs van lessen Nederlands voor studenten, maar het zal niet baten: nog overschrijdt de geldsom van 490 euro de maandelijkse bestedingsruimte van de gemiddelde (pas-)gemigreerde student. Een snelle analyse op de vriendelijke vraagbaak ChatGPT laat zien dat zelfs de volprijzen voor taallessen elders in Europa lager liggen.
Een nodige investering? Neen, dat is het ook niet. Wellicht wordt het een vereiste als de student wenst zich buiten de Randstad te vestigen, maar daarbinnen is het Nederlands als primaire taal passé.
Een boodschappenrondje of administratieve kwestie fiks je makkelijk zonder een woord vuil te maken in het Nederlands. Daarbij is het zelfs zo dat goedbedoelde pogingen worden genegeerd. Onlangs weigerde een Jordanese vrouw in een tweedehands winkel in de Pijp mij, na mijn herhaaldelijk proberen, te antwoorden in de taal die ons beiden vertrouwder is. Een vriendin opperde dat ik voor haar te veel op een taal-lerende international leek, zo zonder Amsterdams accent en panterprint.
Daar komt ook bij dat weinig woorden in ons lexicon plezant in de oren van buitenlandse klasgenoten klinken. Voor een spreker van het melodieuze Italiaans is het een oerwoud van harde g’s, die al begint met de basis-begroetingen. ‘Goedemorgen’, ‘gezellig’, zelfs de namen van universiteitsgebouwen en plaatsnamen in Den Haag stuiten nieuwkomers tegen de borst: Schouwburgstraat, Stichthage, ’s Gravenhage, Scheveningen.
Het ‘nieuw-Diets’ wordt er al snel van verweten te klinken als ‘dronken Duits’, het ‘lelijke eendenpulletje van Engels en Duits’ en nog het ernstigste van allemaal: ‘Het is net Deens.’ Wij als Nederlanders doen ook lacherig over onze taal: het stelt toch niks voor bij de grandioze wereldtaal Engels.
Het Nederlands mag dan een vreemde eend in de bijt van de Germaanse talen blijven, toch ontpopt het zich voor veel internationalen als een zwaantje dat er ook mag zijn. Als ze eenmaal aan de eerste supermarktbijbaantjes beginnen, de memepagina’s ontdekken (‘wat kost hier watermeloen?’ enz.), en de interessante regionale verscheidenheid (lees: Haags en straattaal) horen, houden klasgenoten opeens hun vlammetje brandende op Duolingo. Bijna elke vers gearriveerde buitenlandse student verklaarde aan mij, met een schuldig gezicht, basaal Nederlands te willen leren. In die wens wordt ze echter niet de hand gereikt, zoals veel universiteiten in het buitenland wel doen. Zo blijft de voertaal in de grote binnensteden Engels, onder zowel de locals als de internationals.
Zahra Menguellati is student International Studies