Achtergrond
Deze schrijver deed zich voor als beest (en at wormen)
De Britse jurist en schrijver Charles Foster wroette als das in de grond en scharrelde rond in vuilnis als een vos. Over zijn bestaan als dier schreef hij Being a Beast. Op 7 november vertelt hij in Leiden over het eten van wormen en het vechten met een kat.
Vincent Bongers
donderdag 31 oktober 2019
Charles Foster betrok met zijn zoon een dassenburcht. ‘Hij was een veel betere das dan ik.’ Foto: Felicity McCabe

‘Mijn zoon Tom was een veel betere das dan ik. Hij was acht en dus nog vrij klein toen we in het bos samen een dassenburcht betrokken. Klein zijn is verdomd handig als je je wilt voortbewegen tussen bomen en struiken. Kinderen zijn het gewend om op handen en voeten in de modder rond te kruipen. Tom manoeuvreerde veel makkelijker op vier poten door het bos dan een lompe volwassene als ik. Ik strompelde er maar wat achteraan.’

De Britse jurist en dierenarts Charles Foster (1962) besloot een paar jaar geleden te gaan leven als een dier. Over zijn bestaan als das, vos en otter schreef hij Being a Beast, dat in het Nederlands verscheen als Leven als een beest. Foster, die is verbonden aan de universiteit van Oxford, komt op donderdag 7 november naar het Africa Studies Centre in Leiden, waar hij wordt geïnterviewd.

De belangrijkste vraag luidt natuurlijk: waarom? ‘Als klein kind wilde ik al weten hoe het was om iemand anders te zijn dan Charles Foster. Om niet vast te zitten in de echoput van mijn eigen kop probeerde ik in het hoofd van een ander te kruipen. In onze tuin zat een merel. Ik keek in zijn geel-zwarte oogjes en de vogel staarde haast spottend terug naar mij. Hij wist dingen over de tuin die ik niet wist. Dat idee maakte me woest. Ik moest en zou weten wat er in die merel omging en ging obsessief alle mogelijke kennis verzamelen over deze vogelsoort. Toen is het zaadje voor dit boek al geplant.’

'Je moet echt je best doen om een worm te vermalen'

Een van de minder prettige dingen van een bestaan als das is het dieet. ‘Dassen eten vooral heel veel wormen. Een flinke worm wegwerken is geen pretje.’

Hij schetst de ervaring in het boek. ‘Als je een worm in je mond stopt, dan probeert deze niet te ontsnappen door naar een donkere warme plek van je keelgat te vluchten. Nee, de worm gaat voor de lichte plekken tussen de tanden. Aangezien in de jaren zeventig in Sheffield niemand een beugel had, zijn er in mijn mond genoeg van die plekken. Zo’n beest gaat tekeer in je mond en je moet echt je best doen om het te vermalen.’

Tja, dat over die wormen moet hij elke keer opnieuw uitleggen, verzucht Foster.
‘Had ik dat maar niet zo opgeschreven. Het boek gaat over empathie, en daar is dan wat minder aandacht voor. Mijn idee was: als ik een vos of das enigszins kan begrijpen, kan dat ook de relatie met mijn vrouw en zes kinderen verbeteren. De poging om aan mezelf te ontsnappen zorgde er als het ware voor dat ik mijn vermogen tot empathie train. Het was alsof ik naar een sportschool voor mijn brein ging. Ik denk ook wel dat mijn empathiespieren sterker zijn geworden.’

Maar écht ontdekken hoe het is om een das te zijn, blijft lastig, zegt hij.

'Otters zijn moordzuchtige psychopaten'

‘Eigenlijk is het hele boek één slam dunk van mislukkingen, maar toch was het de moeite waard om het te proberen. Al zijn er wel een paar milliseconden geweest waarin ik het landschap niet als mens maar uit het perspectief van het dier, dat zijn omgeving voornamelijk ruikt, in mij opnam. Dat is hoopgevend.’

Foster was vroeger een fervent jager. ‘Dat is een periode van mijn leven waar ik met schaamte op terugkijk. Toch heeft het er voor gezorgd dat ik dit boek kon schrijven. Er is een bepaalde intimiteit tussen jager en prooi. Je probeert het dier te begrijpen om het beter te kunnen stalken.’

Met sommige diersoorten kon Foster het beter vinden dan met andere, ontdekte hij. ‘Otters zijn monsters. Dat was een vreselijke schok voor mij, want ik was altijd gek op die dieren. Het was alsof ik na 25 jaar huwelijk op een ochtend wakker werd, en…’

Hij slaakt een luide kreet:
‘... Aaahhhhh… tot mijn schrik moest vaststellen dat de liefhebbende vrouw naast mij in bed eigenlijk een T-Rex was.’

Otters moeten blijven jagen om hun motor te laten draaien, legt Foster uit. ‘Dat maakt dat ze in een permanente staat van manie verkeren. Ze vechten op een vreselijke manier met elkaar om de laatste vissen in de rivier. Ze rijten elkaars buiken open, bijten elkaars ballen eraf. Moordzuchtige psychopaten zijn het. Ze hebben geen tijd om te genieten van de wereld. Vossen kunnen soms even rustig de lucht opsnuiven of met hun welpjes spelen. Maar otters zijn monsters, die door ons zijn gecreëerd. Ze aten voornamelijk alen, en die zijn er door vervuiling nauwelijks meer. Hun gedrag is door de mens veranderd.’


‘Hoe viezer je bent, hoe onzichtbaarder je wordt'

Het lukte Foster niet om tot de wereld van de otter door te dringen. ‘Het was geen succes. Ik lag tijden in de rivier om als een otter te worden. Ik deed dat met zoveel overgave, dat ik op een dag pas na een uur merkte dat er een enorme bloedzuiger aan mijn lip hing.’

Het leven als een stadsvos in Londen was succesvoller, vindt hij. ‘Ze leven echt om ons heen. Je kunt veel van ze leren: hoe ze zich bewust zijn van hun omgeving en gebruik maken van alles wat de straten en tuinen bieden. Het zijn betere Londenaren dan de mensen die er wonen.’

Als viervoeter kroop Foster rond tussen het vuilnis. Het viel de meeste mensen op de stoep nauwelijks op. ‘Hoe viezer je bent, hoe onzichtbaarder je blijkbaar wordt. Al werd ik uiteindelijk wel door de politie aangesproken toen ik net lag te slapen onder een rododendronstruik. Dat was wel gênant. Toen ik vertelde wat ik aan het doen was, zei de agent: “Rot op naar huis, sir, and get a life.” Dat is precies waar ik mee bezig ben, antwoordde ik. Dat vond hij niet grappig. Toen ben ik maar vos geworden in mijn eigen achtertuin.’

Maar er was in Londen wel een mooi moment van contact met een vrouwtjesvos.

‘Ik was aan het knokken met een kat die het zeil waar ik onder schuilde had ondergepist. Het beest moest een lesje leren, dus ik lokte het met een kippenpoot. Het kwam tot een wilde achtervolging, maar ik ging al snel vloekend en tierend op mijn muil. Toen ik omhoog keek, was de kat weg maar zag ik vlak voor me een rode kop van een vos. Ze keek me aan met de kippenpoot in haar bek. Het was haast een blik van verstandhouding tussen ons. Er was echt een connectie. Even bleef ze wachten, en toen liep ze rustig weg.’

Volgens Foster was het geen verbeelding, of een voorbeeld van antropomorfisme, zoals critici wel beweren.

‘Ik vind dat een armoedige manier om er naar te kijken. We delen veel anatomische hardware met deze dieren. Het zou vreemd zijn als gevoelens van dieren op geen enkele manier overeenkomen met die van ons. Er zijn raakvlakken, deze dieren hebben een vorm van bewustzijn.’

 

Interview Charles Foster, African Studies Centre, Pieter de la Courtgebouw, donderdag 7 november, 15.30, toegang gratis, wel aanmelden via www.ascleiden.nl