6 april 2022. 10.33 uur
‘Ik ben aan het ijsberen’, stuurt promovendus Tim Vergeer (29) in de groepsapp ‘Promotie Tim – 6 april’. ‘Ademhalen, rustig blijven en genieten van de voorpret’, reageert Tessa van Breeden, een van de twee paranimfen – een mooi woord voor begeleiders tijdens de verdediging van een proefschrift – die hem de hele dag zal bijstaan. Die andere paranimf, dat ben ik.
Intussen ben ik al twee keer naar het toilet geweest, in de hoop daar een beetje van mijn plaatsvervangende zenuwen achter te kunnen laten. Het helpt niet: de broek van mijn rokkostuum die ik een paar jaar niet heb gedragen blijkt amper nog te passen en een blinde knoop van mijn rokhemd schiet steeds los bij het bukken. Ik vervloek mezelf dat ik mijn pak niet een paar dagen van tevoren nog even heb gepast. Gelukkig bedekt het zwarte vest – bij Leidse promoties draag je niet een wit maar zwart vest – het openstaande knoopje.
Ik trek mijn speciaal voor de gelegenheid aangeschafte zwarte schoenen aan en vertrek om dozen proefschriften van Tims werkkamer naar het Academiegebouw te sjouwen. Daar zal Tim na vier jaar zwoegen zijn proefschrift The Theatre of Emotions – The Success of Spanish Drama in the Low Countries (1617-1672) gaan verdedigen (zie kader onderaan).
Voorjaar 2011
Op een mooie lentedag begeleid ik als eerstejaars student een groepje zesdeklassers die komen proefstuderen bij de opleiding Nederlandse Taal en Cultuur. Een van hen is Tim. Tijdens een wandeling vertelt hij dat hij helemaal uit Deventer komt en graag in de Randstad wil studeren om journalist te worden. Ik antwoord dat ik ook uit het oosten kom, uit Velp, en voor precies hetzelfde beroep wil gaan.
Na de zomer zie ik hem terug: hij blijkt voor Leiden én Nederlands te hebben gekozen.
6 april 2022. 12.45 uur
Nog precies een uur voor de verdediging begint. Tessa stopt Tim een paar homeopathische kalmeringspillen toe tegen de oplopende zenuwen. Terwijl ik vrienden en familie verwelkom bij de ingang van het Academiegebouw, maakt Tim zich in een van de zaaltjes op voor het lekenpraatje: in jip-en-janneketaal zal hij aan zijn gasten uitleggen dat in de toneelstukken van onder meer Joost van den Vondel (1587–1679) veel minder ruimte is voor emoties dan in Spaanse toneelbewerkingen en welke elementen het succes van de bewerkingen verklaren.
Tim heeft er alles aan gedaan om zich goed voor te bereiden. Een paar weken eerder hebben collega-promovendi en reeds gepromoveerden hem streng aan de tand gevoeld, tijdens een zogeheten mock defence, een proefverdediging. Na het lekenpraatje weet hij een aantal scherpe vragen van een oom en dispuutsgenoot moeiteloos te beantwoorden.
De pilletjes helpen, zegt Tim. ‘Of het nu placebo is of niet.’
Studiejaar 2012-2013
In de zomer van 2012 treden Tim en ik toe tot het bestuur van studievereniging Nieuw Nederlands Peil. We noemen onze bestuursgang Titaantjes, naar het boek van Nescio uit 1915. Tim is de benjamin tussen de dominante ouderejaars, maar weet zich prima te redden. Behalve serieus en deugdzaam blijkt hij ook een feestbeest te zijn, zo blijkt als we de vele constitutieborrels door heel het land afstruinen.
We zijn ook allebei lid van studentenvereniging Quintus. Tim hoort bij het enige gemengde dispuut, dat qua onderlinge verhoudingen niet onderdoet voor een soap, ik zit bij een lomp herendispuut dat enkel de woorden ‘bier’ en ‘tieten’ als vocabulaire heeft. Bij ieder feest staan Tim en ik te dansen op het podium van de borrelzaal en drinken we straaljagers: bitter lemon met jenever.
6 april 2022. 13.30 uur
Ook nu drinken we jenever. Als we ons een kwartier voor de verdediging op de eerste verdieping van het Academiegebouw moeten melden bij de pedel Erick van Zuijlen, staat daar een fles Zuidam Gelagerde Korenwijn op tafel. In zijn werkkamer schenkt de pedel vier glaasjes in. Dat is overigens geen Leidse traditie, verduidelijkt hij. ‘Het gebeurt incidenteel, bijvoorbeeld als de promovendus heel zenuwachtig is.’ Voor de zekerheid neemt hij er zelf ook een.

Na het proosten legt de pedel kort uit hoe de verdediging in zijn werk gaat. Een elfkoppige oppositie zal Tim het vuur na aan de schenen leggen. Wellicht moeten de paranimfen een stelling of een stukje uit het proefschrift voorlezen.
Tim heeft wat standaardzinnen en aansprekingen uit zijn hoofd geleerd. ‘Hooggeleerde’ voor opponenten die hoogleraar zijn, ‘zeergeleerde’ voor degenen die alleen zijn gepromoveerd en ‘mijnheer de rector magnificus’ als hij zich richt tot de plaatsvervangend rector, die de verdediging voorzit.
Dat is vandaag de in 2007 afgezwaaide Douwe Breimer, die, net als oud-rector Carel Stolker, deze vrijwillige taak afwisselt met bijna veertig andere emeritus hoogleraren. Deze zogenoemde pro-rectoren zitten jaarlijks 460 Leidse promoties voor.
Nadat Breimer ons heeft gegroet, hangt Van Zuijlen een ambtsketen om zijn nek, die na de verdediging weer in een kluis gaat. Breimer wenst Tim succes.
2018
In Tim vind ik ook een maatje met wie ik mijn liefde kan delen voor reggaeton: een Latijns-Amerikaans Spaanstalig muziekgenre met invloeden van hiphop, dancehall en reggae. Hoewel het genre de afgelopen vijf jaar een stuk populairder is geworden, luisteren wij vooral de tracks die níet de Top 40 halen.
We belanden regelmatig op reggaetonfeesten: van een concert van godfather Daddy Yankee tot een oud-en-nieuwfeest in een louche Rotterdamse club. Dat we compleet uit de toon vallen bij de rest van het publiek, maakt ons niet uit. We zijn er bijna de enige witte jongens, gekleed in overhemd en met studentikoos brilletje. We zijn ook de enigen zónder hoodies, tattoos, gouden tanden of kettingen met diamanten dollartekens. Weer eens wat anders dan gesprekken over zeventiende-eeuwse literatuur.
6 april 2022. 13.40 uur
De pedel draagt een toga, baret en een zegelring met het logo van de universiteit. In zijn hand heeft hij de pedelstaf, gemaakt van Leids zilver en ebbenhout. De oorspronkelijke staf komt uit 1578, maar in 1639 werd het zilver van de staf gesmolten en verruild voor een hoger zilvergehalte.
De pedel loopt voorop als we het Groot Auditorium betreden, waar het publiek, ruim zestig man, al heeft plaatsgenomen. Daarna volgen Tessa, Tim en ik. Rechts voorin nemen we plaats in de bank, lijnrecht tegenover de bank waar straks de opponenten zullen zitten.
Ik zie dat Tim gespannen is en probeer snel iets te bedenken om hem af te leiden. Er schiet me een mop te binnen die mijn moeder me altijd vertelde als we aan het strand waren. ‘Twee naalden zwemmen in zee’, begin ik. ‘Zegt de een tegen de ander: “Ik ga eruit, ik heb water in mijn oog.”’
Tim verroert zich niet. Ik durf niet te vragen of hij niets heeft gehoord of het totaal niet grappig vindt.
Mei 2019
We zijn een paar dagen in Madrid, voor de reggaeton. Maar als je met Tim een weekend op reis gaat, weet je zeker dat je ook driftig cultuur moet snuiven. En dus sleurt hij me na een lange dansavond mee naar Museo del Prado.
Hoewel ik zo brak ben dat ieder museumbankje mijn beste vriend is, blijft Tim bij alle schilderijen en objecten uit de zeventiende eeuw in lange bewoordingen uitleggen waar nu precies de schoonheid schuilt.
6 april 2022. 13.45 uur
De zaal valt stil. Een stoet van toga’s schuifelt het auditorium binnen, twee professoren schuiven online aan. De pedel sluit de deur, de vijfenveertig minuten gaan in. Tessa en ik hebben een notitieboekje en pen van Tim gekregen om alle vragen op te schrijven. Mocht Tim ze niet goed hebben gehoord of begrepen, dan moeten wij hem helpen.
Breimer opent de ceremonie en wijst de eerste opponent aan. Wat volgt is een wetenschappelijke opsomming die de meeste toehoorders zal ontgaan. Hoewel een verdediging vooral een theatrale formaliteit hoort te zijn, is die van Tim soms bloedserieus. Hoogleraar Johan Koppenol (Oudere Nederlandse letterkunde, Vrije Universiteit) suggereert dat Tim met het vergelijken van theaterstukken ‘onzuiver’ te werk is gegaan. Ook professor Hubert Meeus (Vroegmoderne Tijd, Universiteit Antwerpen) vraagt zich af of Tim niet te selectief is geweest met zijn bronnen. ‘Hadden we een ander beeld gehad als je ook de romaneske stukken had betrokken?’

Tessa en ik pennen driftig mee, Tim neemt na elke vraag enkele seconden de tijd om een antwoord te formuleren. Het lukt hem steeds weer. Zijn glas water blijft onaangeroerd naast hem staan. Hoewel ik niets hoef te zeggen, verga ik van de dorst.
Dan doet Breimer een poging om de ietwat gelaten sfeer te doorbreken. ‘Ik wil graag de paranimfen aan het werk zien’, zegt hij terwijl hij mij aankijkt. ‘Wilt u voor mij stelling 10 voorlezen?’ Het is de laatste stelling, en die mag traditiegetrouw ludiek zijn. Ik pak het blaadje erbij en lees voor: ‘Mislukkingen leveren een interessanter narratief op dan successen.’ De zaal moet lachen.
‘Hebt u daar persoonlijk ervaring mee?’ vraagt Breimer aan Tim. Ook voor hem is het een welkom momentje van ontspanning. Alleen: iets te veel, want prompt spreekt hij de rector verkeerd aan. ‘Zeer geleerde, eh, geachte…’ Ik corrigeer hem fluisterend.
‘Dit is een voorbeeld van een mislukking’, reageert Tim gevat. ‘Mijnheer de rector magnificus, ik kookte een keer risotto met mijn paranimf Tessa, en we wilden allebei de controle maar dat werkte…’
Breimer valt hem in de rede. ‘Daar hebben we nu geen tijd voor.’
‘HORA EST!’ Tijdens het antwoord op de volgende vraag, stapt de pedel de zaal binnen. De zitting wordt geschorst, het is wachten op de uitslag. Eindelijk neemt Tim een slokje van zijn water.
Zomer 2021
Tim zegt dat zijn proefschrift langzaam voltooiing nadert, maar dat brengt niet alleen gevoelens van opluchting met zich mee. Wat gaat hij doen als hij eenmaal is gepromoveerd? Postdocfuncties liggen niet voor het oprapen: er zijn slechts enkele plekken voor onderzoek naar de literatuur en cultuur in de vroegmoderne tijd. De concurrentie in Nederland en Vlaanderen is groot.
Maar Tim ís een wetenschapper. In de journalistiek had hij zijn uitdaging niet gevonden: te kort, te snel. Daarin zijn we elkaars ultieme tegenpool. Hij bijt zich vier jaar lang vast in één specifiek onderwerp in de hoop kennis te verspreiden die eeuwenlang ongezien is gebleven. Ik hobbel van hype naar hype in een continue stroom van deadlines.
Tim vraagt me of ik zijn paranimf wil zijn. Dat wil ik.
6 april 2022. 14.40 uur
‘Geachte kandidaat’, begint Breimer nadat de stoet geleerden opnieuw heeft plaatsgenomen. Tim is naar voren geroepen, Tessa en ik komen naast hem staan. ‘Wij hebben kennis genomen van het door u bewerkte proefschrift en wij hebben het u horen verdedigen. Op grond hiervan hebben wij besloten u het doctoraat te verlenen.’
Ik kijk naar Tim, zie hem zijn hoofd iets naar beneden buigen. Hij sluit kort zijn ogen, er trekt een glans van geluk over zijn gezicht. De doctorsbul is binnen.
Tim Vergeer: ‘Ik heb de populariteit van zeventiende-eeuws Spaans toneel in de Benelux onderzocht. Die populariteit is te verklaren door het veelvuldig gebruik van Barok spektakel, zoals de inzet van toneelmachines, trucs met licht en geluid en duellerende personages. Daarbij gaan twee acteurs met elkaar op het podium in gevecht met degens of pistolen. Voor dit toneel werden steracteurs ingezet.
‘Spaans toneel gaat altijd over emotioneel conflict, vaak tussen liefde en familie-eer. Het gaat ook altijd over sociale klasse en hoe je op de ladder kan stijgen. Het was in de toenmalige Nederlandse Republiek belangrijk dat je als arbeider toch rijk kon worden.
‘Dit theater bood de bezoekers een uitlaatklep voor de sociale verwachtingen in de samenleving. Ze konden zich heel even overgeven aan hun emoties, waaraan ze in de samenleving geen uiting konden geven. Moralisten en politicologen van dat moment stonden rationaliteit en matiging van emoties voor.
‘In het oorspronkelijke Nederlandse theater, van Vondel bijvoorbeeld, zie je dat sterk terug. Zijn stukken zijn heel ingetogen, er worden veel minder verschillende emoties uitgebeeld en ze komen ook minder vaak voor dan in de Spaanse toneelbewerkingen.
‘Bovendien werkte theater emanciperend. Vrouwelijke personages verkleedden zich als mannen, om zo een plek te verwerven in de samenleving. Ze moesten hun plek opeisen.
‘Een andere verklaring voor de populariteit van de Spaanse bewerkingen is dat de schouwburgen verlegen zaten om repertoire. Er was niet alleen te weinig variatie, de Nederlandse toneelschrijvers produceerden te weinig en hun stukken waren vrij statisch. Het publiek wilde meer. Het Spaanse theater had alles in zich.
‘In het Rampjaar 1672 ging de Amsterdamse Schouwburg dicht. Na dat jaar veranderde het bestuur en daarmee veranderde ook de mode: hun ogen waren gericht op Frankrijk, dat veel ingetogener theater maakte, gebaseerd op literatuur met een hoofdletter L. Spaans toneel werd vanaf toen als te volks gezien.’