
Rechtendocenten maken zich zorgen over het mailgedrag van studenten. ‘Soms gaat het zelfs om discriminerende uitlatingen’, vertelde universitair hoofddocent Michiel van Emmerik tijdens de faculteitsraadsvergadering eerder deze maand. Studenten speelden ‘vrij vaak op de persoon’, en die berichten ‘komen hard aan, vooral bij jonge docenten die dat nog niet gewend zijn’.
‘Ik heb mailwisselingen gezien die heel schokkend zijn’, vulde bestuurslid Ton Liefaard aan. ‘Ik ben daar erg van geschrokken.’
Mare maakte een rondgang langs docenten en andere medewerkers van verschillende faculteiten om hen te vragen naar het mailgedrag van studenten. ‘Echt schofferende mails krijg ik niet’, zegt Rogier Kegge, universitair docent en vakcoördinator van het derdejaarsvak bestuursprocesrecht. ‘Wel ontvang ik regelmatig onbeleefde berichten waarin de toon verwijtend is.’
Digitaal schreeuwen
Het gaat dan al mis bij de begroeting, vertelt Kegge. Ik kreeg onlangs een mail met de aanhef “He Kegge”. Verder zie ik teksten in Caps Lock met veel uitroeptekens. Dat is wat mij betreft hetzelfde als schreeuwen. Soms ontbreekt de aanhef zelfs helemaal en volgt er een opmerking over “sheets die nog niet online staan”, en verder niets. Dat gaat dan over een hoorcollege van een dag eerder. Geef me even de tijd alstublieft.’
Ook hoogleraar rechtsgeschiedenis Egbert Koops kreeg nooit een ‘echt onheus bericht’. ‘Wel heb ik tal van voorbeelden van krukkige mails met een slechte toonzetting. Dan heb ik het over claimgedrag, doen alsof wij op commando als een soort obers moeten leveren. Om het in meme-termen te zeggen: Karens. Soms zeg ik er iets van, meestal niet.’
Studenten vinden dat ze zich mogen bemoeien met elke beslissing die je neemt, aldus Kegge. ‘Ik mail dan terug: “Sorry, hier ga jij niet over.”’
‘Sommigen lijken het gevoel kwijt te zijn van wat een e-mail is’, zegt universitair docent internationale betrekkingen Hilde van Meegdenburg. ‘Ze zien het niet als een brief, dus ze sturen mails met alleen “Hoi”, alsof het een WhatsApp-bericht is. Dat komt bot over. Mijn eerste reactie is vaak om dan juist heel formeel terug te schrijven, om subtiel aan te geven dat dit is hoe we elkaar aanspreken.’
Ook bij de faculteit Geesteswetenschappen valt het docenten op dat studenten zich niet houden aan de standaard beleefdheidsvormen. Olga van Marion, universitair docent literatuur en cultuur van de Gouden Eeuw treft allerlei familiaire begroetingen aan in haar universitaire mailbox: ‘“Hallo Olga”, “Ha Olga”, “Beste Van Marion”, “Beste”, “Hallo mevrouw” en “Goedemiddag!”’
Van Marion herinnert zich één mail die ze absoluut niet kon waarderen. ‘Ik ontplofte bij een mail met de aanhef “Hallo”. Afschuwelijk!’ De mail heeft ze niet meer. ‘Die heb ik denk ik uit woede weggegooid.’
Ouders laten bellen
Wencke Appelman, studieadviseur bij politieke wetenschappen, ziet ook dat sommigen zich niet aan de mailetiquette houden. ‘Als je straks een stage gaat zoeken, naar het buitenland gaat of een baan vindt, dan kan dit gewoon niet. Ik geef het ook aan, uit didactisch oogpunt.’
Ook administratieve medewerkers krijgen te maken met zeer ongeduldige studenten. Na het afstuderen willen ze snel hun diploma, vertelt Maya Vos, hoofd onderwijsadministratie van de faculteit FGGA. ‘Bachelorstudenten mailen vaak om een kopie van hun diploma voor toelating tot de master, omdat die opleiding dat eist. Maar als je er vierhonderd moet diplomeren, hebben wij die diploma’s niet meteen geregistreerd in Usis.’
Uitleggen waarom iets niet lukt is dan het belangrijkste wapen, vindt Vos, maar het helpt niet altijd. ‘Als masteropleidingen zeggen dat ze je diploma vóór 1 augustus moeten hebben, terwijl wij daar niet voor kunnen zorgen, ontstaat er spanning. Als studenten echt zenuwachtig worden, bellen hun ouders om te melden dat het niet snel genoeg gaat.’
Een enkele keer grijpt Vos in. ‘Bijvoorbeeld toen een bestuurskundestudent vond dat ze niet goed was behandeld tijdens de aanmelding voor de opleiding. Ze schreef iets van: “Ik voel me onheus bejegend en jullie doen je werk niet goed.” Toen belde ik haar op met de boodschap dat we op deze toon niet met elkaar omgaan.’
Docent bij de opleiding Nederlands Tim Vergeer kreeg ongeduldige mails van oudere a la carte-studenten. Dan schreven ze: ‘Je hebt nog niet geantwoord, maar ik betaal veel geld voor dit college, dus ik wens beantwoord te worden’.
Universitair docent filosofie Bruno Verbeek, die ook weleens berichten krijgt met 'He Bruno' of 'Dear Prof. Bruno', heeft nooit agressieve of beledigende berichten gehad. Wel ziet hij een trend die in de coronacrisis is begonnen. ‘We hebben nu een generatie die twee jaar lang alleen naar een computerscherm heeft gekeken. Net als gewone mensen hebben studenten het vaak moeilijk om zich online te beheersen.’
Zo had filosofie een groot online eerstejaarscollege. ‘Terwijl de docent zat te hannesen met zijn internetverbinding, verschenen er in de chat allerlei seksistische en ongepaste opmerkingen. Daar heb ik heel veel klachten over gehad. Het was mijns inziens een symptoom van het fenomeen dat we denken ons online veel meer te kunnen veroorloven dan in persoon.’
De volle laag
Volgens Kegge heeft de lockdown voor meer irritatie gezorgd, en dat ziet hij terug in het mailverkeer. ‘Bij online tentamens kozen we vanwege veel fraude voor proctoring. Ik heb dat ook aan iedereen uitgelegd. Vervolgens kreeg ik boze mailtjes van studenten die het daar niet eens mee waren maar dat niet onderbouwden. Het was slechts “belachelijk”, een “stomme beslissing” en “ik kon dit toch niet zomaar allemaal doen”.’
De vakcoördinator krijgt ook de volle laag als er iets misgaat bij een tentamen. Een klager die in een pittige mail ‘stoom afblies’ over een toets met proctoring heeft hij opgebeld, vertelt Kegge. ‘De student was bij de laatste vraag uit het systeem geklapt. De universiteit moest voor betere systemen zorgen, schreef hij. Later bleek dat hij zelf een foutje had gemaakt.’
Kegge snapte de frustratie echter wel. ‘Hij heeft later de kans gekregen om die vraag opnieuw te maken.’
Hij krijgt geen mails met discriminerende teksten. Soms zitten er echter wel vreemde verzoeken tussen. ‘In een dubieuze mail vroeg een student dat hij per se niet in de werkgroep van een bepaalde docent wilde. Hij voelde zich “ongemakkelijk” bij deze medewerker. Het ging om een docent met een allochtone achtergrond, maar ik heb niet kunnen achterhalen wat er precies achter deze merkwaardige vraag zat. Het kan ook zo zijn dat deze persoon verliefd was op de docent. Ik heb teruggemaild dat ik zijn verzoek afwees.’
Ook in mails over colleges kunnen studenten een toon aanslaan die niet passend is. ‘We bespreken vaak politieke thema’s’, zegt Van Meegdenburg. ‘Je hebt conservatieve studenten die het te progressief vinden. Ik heb meegemaakt dat iemand dacht dat er fouten in mijn college zaten. Daar sta ik voor open, alleen het klopte het dit geval niet. Maar de toon waarop hij het zei was heel belerend. Hij, de student, kwam mij vertellen “waar ik ook aan moest denken” en wat ik “niet uit het oog mocht verliezen”. In meerdere mails leek hij zijn kennis en kunde boven de mijne te stellen. Dat was vervelend.’
Andersom maakte ze het ook mee. ‘Ik kreeg een boze mail omdat ik niet progressief genoeg was. Ik had een artikel over gender-disbalans in mijn werkveld opgenomen in de syllabus, maar het expliciet geen tentamenliteratuur gemaakt. Toen kreeg ik een opgewonden mail van een studente die vond dat ik hiermee het probleem in stand hield. Terwijl ik het juist als een van de weinigen problematiseer. Ik zag dit als een didactisch moment, van de ene feminist naar de andere, over hoe je met elkaar omgaat. Daarna kreeg ik een heel vriendelijke mail terug. Maar in eerste instantie was de toon belerend: ík zat fout.’
Koops schat in dat er niet ‘structureel iets aan het veranderen is’ in hoe studenten zich gedragen. ‘Of het moest zijn dat ze sowieso vaker mailen. En dat recht hebben ze.’ Wel vermoedt hij dat het voor medewerkers lastiger is geworden om met vervelende mails om te gaan. ‘Wij zijn zelf, post corona en lockdowns, understaffed en underfinanced, ook moe en hebben een korter lontje. Eén onheuse mail per jaar pak je op en laat je dan weer gaan. Eén onheuse mail per maand is de zoveelste golf die tegen de mentale klippen beukt.’
Jongens, zak erin
Volgens Kegge vergeten studenten soms dat ‘we onze stinkende best doen om alles in goede banen te leiden. Als je dan alleen maar negativiteit over je heen krijgt, dan denk je weleens: “Jongens, zak erin”. Maar het is wel zo dat alleen degenen die niet blij zijn je mailen. De overgrote tevreden meerderheid hoor je niet.’
Kegge vindt dat er een duidelijk e-mailprotocol moet komen. Wat daarin moet staan, laat zich eenvoudig samenvatten. ‘Gebruik de standaard fatsoensnormen. Besef dat je met een ander mens zit te mailen, niet met een of ander systeem.’
Als het dan toch nog misgaat, dan nodig je een iemand uit voor een gesprek, stelt Koops. ‘Wellicht met een vertrouwenspersoon of studieadviseur erbij, om uit te leggen waarom zo’n mail aanstootgevend is. Liever dat dan een meldpunt of commissie of andere institutionele benadering. Volgens mij maak je het probleem met dat laatste groter dan het is.’
Annet van der Helm, hoofd communicatie van Rechten, laat weten dat in het eerste jaar aandacht wordt besteed aan mailverkeer van studenten met universiteitsmedewerkers. ‘Als faculteit kijken we naar wat wij nog meer kunnen doen om te zorgen dat als er iets misgaat, de studenten rustig blijven en samen met hun docenten naar een oplossing zoeken.’