Wetenschap
Wetenschappelijk illustrator zwaait af: ‘Ik fietste door het hele lichaam heen’
Wetenschappelijk illustrator Sebastiaan Blankevoort (66) neemt na dertig jaar en duizenden anatomische illustraties afscheid van het LUMC en Naturalis. ‘Een prostaat kun je nooit mooi fotograferen.’
Sebastiaan van Loosbroek
donderdag 17 november 2022
Foto Marc de Haan

In de werkplaats van zijn Haarlemse woning heeft wetenschappelijk illustrator Sebastiaan Blankevoort (66) op twee lange tafels een klein deel van zijn werk tentoongespreid. Ook op zijn bureau liggen stapels tekenwerk en in een boekenkast staat een reeks proefschriften en boeken met zijn bijdragen.

Zijn vader, binnenhuisarchitect van beroep, dacht eerst dat zijn zoon timmerman zou worden, vertelt Blankevoort. ‘Ik zag hem thuis op de tekentafel altijd tekenen met van die Rotring-­pennen, heel dunne pennen waarmee je bouwtekeningen kan maken. Ik zat daar met grote ogen naar te kijken.’

Voor zijn verjaardag – ‘ik denk dat ik acht werd’ – kreeg hij zo’n pen. ‘Op het moment dat ik niet hoefde te leren, zat ik landschappen en dieren te tekenen. Ik was al vroeg gefascineerd door de natuur en anatomie en was veel in de duinen te vinden. Daar vond ik een schedeltje van een vogel, dat ik natekende.’

Op zijn achttiende ging Blankevoort naar de Gerrit Rietveld Academie in Amsterdam. Na zijn afstuderen kon hij meteen aan de slag voor NRC Handelsblad, waar hij tekeningen van planten maakte voor een plantenrubriek. Voor diezelfde krant maakte hij illustraties bij artikelen. Ook tekende hij veel educatief werk voor de Nederlandse Onderwijs Televisie en voor biologieboeken van Thieme Meulenhoff.

In 1990 zag hij een advertentie in de krant: de afdeling anatomie en embryologie van het Leids Universitair Medisch Centrum zocht een medisch illustrator. Hij besloot te solliciteren en werd aangenomen. ‘Ik vond het heel bijzonder om zomaar in die medische wereld te stappen. Het kostte wel enige tijd om me het jargon eigen te maken.’

‘Een tekening is een opstapeling van vele momenten en manieren van kijken’

Om zijn werk goed te kunnen doen, moest hij het onderwerp eerst goed begrijpen. ‘De opdrachtgevers, vaak medisch specialisten en anatomen, vertelden me er alles over, ik dook echt de diepte in.’ Vervolgens maakte hij een schets, die hij na inzage door de specialisten aanscherpte waar nodig en waarvan het eindresultaat verscheen in een wetenschappelijk artikel of medisch proefschrift.

Hij laat een tekening zien van de binnenkant van het oor. ‘Dit is op microscopisch niveau getekend. Om dit te kunnen, moesten anatomen me eerst gedetailleerd uitleggen hoe het eruitziet.’ Ook deed hij zelf research en ging op jacht naar afbeeldingen. ‘Of ik mocht komen kijken in de snijzaal van onze afdeling om ter plekke een schets te maken.’

Hij herinnert zich een opdracht die hij ‘niet zo leuk’ vond. ‘Ik heb een paar dagen met een preparaat van een misgeboorte voor mijn neus gezeten. Het zat in een pot. Er werd toen veel onderzoek gedaan naar aangeboren hart- en hoofdafwijkingen. Met deze misgeboorte was van alles mis. Ik heb de foetus toen heel exact nagetekend.’

Uit een stapel haalt hij een reeks illustraties tevoorschijn van een baarmoeder met gezwellen waarbij op elke tekening een andere handeling staat afgebeeld. ‘Hiermee liet ik zien hoe je het best huidvergroeiingen en kankergezwellen uit de baarmoeder kan halen met minimaal invasieve operatietechnieken.’ Door de jaren heen is zijn medische kennis dan ook behoorlijk toegenomen. ‘Ik fietste door het hele lichaam heen.’

Voor het LUMC tekende hij uitsluitend de menselijke anatomie, maar in 1993 ging hij ook dieren illustreren voor Naturalis. ‘Mijn wens kwam uit. Het was de fantastische combinatie die ik altijd al in mijn hoofd had.’

Hij begon met sprinkhanen en maakte veel zogenoemde stippeltekeningen. ‘Dat is een oude techniek waarbij je met stipjes de suggestie van licht en schaduw creëert. Omdat het zwartwit is, was het ook goedkoop om te drukken.’

‘Als je illustratie op een postzegel terechtkomt, dan ben je het heertje’

De intrede van de computer zorgde voor een kentering. ‘We zijn daar vroeg mee begonnen, ik denk halverwege de jaren negentig. Er waren ook puriteinse illustratoren die afhaakten en wat anders zijn gaan doen. Maar ik vond het fantastisch en ging er graag in mee. Het maakt alles veel minder arbeidsintensief: je kunt makkelijk aanpassingen doen en de suggestie wekken van diepte, schaduw en lichtval.’ Maar soms wordt toch nog de voorkeur gegeven aan handmatig werk. Onlangs maakte hij een aquarel voor de nieuwe atlas van de waterkevers. ‘Dat vinden ze mooier dan een computertekening.’

Wat is de waarde van zijn vak? Of anders gezegd: wat maakt tekeningen beter dan foto’s? ‘Een foto is een momentopname, een tekening is een opstapeling van vele momenten en manieren van kijken. Met fotografie kun je tegenwoordig ook ver komen. Maar voor het determineren van dieren of planten is tekenen beter: het menselijk oog kan dingen weglaten of juist uitlichten. Bovendien komen de insecten die onderzoekers uit de natuur meenemen altijd verfomfaaid, met kromme pootjes, aan. Als je daar een tekening van maakt, maak je er een mooi beestje van.’

Maar ook om het inwendige lichaam goed weer te geven blijven illustratoren nodig, vindt Blankevoort. Hij laat een paar tekeningen zien van de voor-, zij- en achterkant van de prostaat. ‘Dat kun je niet mooi fotograferen.’

Na dertig jaar en ‘een paar duizend’ tekeningen gaat hij volgende week met pensioen. Tot zijn spijt wordt hij niet opgevolgd: het LUMC en Naturalis gaan voortaan met freelancers werken. ‘Vanwege bezuinigingen willen ze niet meer een illustrator intern opleiden. Dat vind ik erg jammer, want zo iemand leert gaandeweg goed met wetenschappers omgaan. Je raakt op elkaar ingespeeld. Bij een freelancer zal dat niet zo vlot verlopen. Dat gaat ten koste van continuïteit.’ Zelf zal hij af en toe ook nog worden ingehuurd, maar hij wordt geen gastmedewerker. ‘Daar was helaas geen plaats voor.’

Waar is hij het meest trots op? Na een denkpauze: ‘De postzegelserie “Leven in de Noordzee” vond ik fantastisch om aan mee te werken. Postzegels maken is voor illustratoren de kroon op je werk. Als je illustratie op een postzegel terechtkomt, dan ben je het heertje.’