Wetenschap
Niet iedere ontvoering van een kind is dat ook
Rechters oordelen soms te snel dat er sprake is van ontvoering van kinderen, zegt jurist Simona Florescu. ‘Er ontstaat dus een vacuüm in de wet, waarvan kinderen de dupe worden.’
Else van der Steeg
donderdag 12 juni 2025
Beeld Silas.nl

Soms zouden wetten meer moeten meebewegen met de actualiteit, vindt Simona Florescu. Ze promoveerde op het zogeheten Haags Kinderontvoeringsverdrag
(HKOV) waarin afspraken staan over internationale kinderontvoering: het meenemen van kinderen over grenzen zonder toestemming van beide ouders. Sinds 1980 hebben 103 landen dit verdrag ondertekend.

Alleen: sindsdien is een deel van de regelgeving echter verouderd, aldus Florescu. ‘In de basis zegt deze wet: als een kind weggehaald wordt uit het thuisland, en dit gaat in tegen voogdij, dan moet de rechtbank simpelweg beslissen dat het kind terug moet keren.’

Maar zo simpel is het niet, beargumenteert de jurist. ‘Kijk bijvoorbeeld naar voogdij: in het verdrag wordt dat nu gezien als de mogelijkheid tot “veto”: de ene ouder kan altijd een veto uitspreken over de emigratie van het kind samen met de andere ouder. Ook als de vader niet bij het kind woont en weinig tot niets te maken heeft met de opvoeding van het kind. Dat betekent dat iets te snel aangemerkt wordt als een ontvoering. De leefsituatie van het kind wordt in die afweging niet meegenomen.’

Voogdij

Stel: het kind vertrekt met een ouder naar het buitenland. Ook al heeft het kind nooit met de achterblijvende ouder geleefd, dan nog wordt de verhuizing aangemerkt als ontvoering. Er zijn gevallen waar de rechtbank bepaalde dat de zorg voor het kind verantwoordelijkheid is van beide ouders, ongeacht of dit is hoe het er in de praktijk aan toeging.

Florescu: ‘Als we “voogdij” horen, gaan we er snel vanuit dat de ouder die de zorg draagt degene is die is achtergebleven. Maar als je de statistieken bekijkt, zie je dat in het grootste deel van de gevallen juist de zogeheten primary care parent het kind meeneemt. Sterker nog, maar in 12 procent van de gevallen wordt een kind weggehaald bij de eerstelijnsverzorger. Dit wijkt af van de verwachting over wat kinderontvoeringen zouden inhouden.’

‘De bezwaren van de “ontvoerende” ouder moeten niet worden genegeerd’

De meeste kinderen die ontvoerd worden zijn onder de zes jaar oud. ‘Als je naar losse zaken kijkt, is een veelgehoord argument van moeders die hun kind “ontvoerd” hebben dat ze vluchtten voor huiselijk geweld.’ Andere redenen zijn bijvoorbeeld economische redenen of eenzaamheid van een ouder die niet goed kan integreren in het nieuwe land.

Daar komt bij dat naar een vertrek naar het buitenland veel normaler is geworden. ‘Vroeger was migratie een once in a lifetime activiteit. Maar tegenwoordig verhuizen mensen veel makkelijker over landsgrenzen voor bijvoorbeeld een baan, gedurende kortere periodes. Die gewoontes zijn veranderd sinds de invoering van het verdrag. Maar familiewetgeving, waaronder het HKOV valt, is vrij rigide. Kinderrechten benadrukken steeds meer het belang voor het kind om contact te hebben met beide ouders. En dat betekent ook: fysiek in de buurt zijn. Vanuit dit perspectief kunnen ouders dus bijna nooit verhuizen, zelfs niet als ze gescheiden zijn.’

En dat staat dan weer haaks op migratiewetgeving. ‘Want op dat gebied hebben rechtbanken er helemaal geen probleem mee om een van de ouders te deporteren. Er ontstaat dus een vacuüm in de wet, waarvan kinderen de dupe kunnen worden.’

Volgens Florescu zou het effectiever zijn om flexibeler met deze wetgeving om te gaan door ook de voogdij mee te nemen in de overweging van een rechter, als het gaat om het terugsturen van een kind naar het land van herkomst. ‘Dat is in het belang van het kind. Er staat bijvoorbeeld in de wet dat een kind niet teruggestuurd moet worden naar het thuisland als het daar gevaar loopt. De kinderontvoeringsrechter kijkt hier nu niet naar. Ze zeggen meestal: “Die afweging ligt bij de rechter in het thuisland.” Maar ik denk dat ze dit juist wel moeten. De bezwaren die de “ontvoerende” ouder aandraagt, moeten niet worden genegeerd ten behoeve van die rigide wetgeving.’