Wetenschap
Waarom we elkaars gezichtsuitdrukkingen na-apen
Psycholoog Chris Riddell onderzoekt hoe en waarom mensen onbewust gezichtsuitdrukkingen en lichaamstaal van elkaar spiegelen.
Marciëlle van der Kraan
donderdag 23 maart 2023
La reproduction interdite (Verboden af te beelden) door René Magritte (1937) Foto Museum Boijmans Van Beuningen

‘Als ik naar filmpjes kijk van mensen die heel hard lachen, schiet ik vanzelf ook in de lach’, vertelt psycholoog Chris Riddell. ‘Dat nabootsen van iemands gezichtsuitdrukkingen of lichaamstaal doen we meestal onbewust. Het gebeurt automatisch omdat we denken zo onze gesprekspartner beter te kunnen voorspellen of inschatten. Het kan ons helpen om meer begrip voor een ander te hebben of meer empathie te voelen.’

Hoe dichter je bij iemand komt, hoe beter je iemand kunt begrijpen. Dat is tenminste wat psychologen in eerdere onderzoeken hebben vastgesteld. Riddell gaat nog een stap verder en vraagt zich af of het spiegelen van iemands gezichtsuitdrukking ook effect heeft op zogenoemde sociale keuzes. Zorgt het spiegelen ervoor dat mensen elkaar leuker vinden of graag met elkaar willen samenwerken?

Om dat te testen heeft de promovendus in wetenschapsmuseum NEMO een interactief onderzoek uitgevoerd. Hij liet zowel kinderen als volwassenen in koppels opdrachten uitvoeren. Hierbij lette hij op het effect van het spiegelen van gezichtsuitdrukkingen en fysiologie – hartslag, transpiratie en blozen.

Wat bleek? Spiegelen leek bij volwassenen wel effect te hebben, maar bij kinderen niet. Tenminste: gelet op de gezichtsuitdrukkingen. De resultaten van lichamelijke reacties, zoals zweten of een verhoogde hartslag, moet de promovendus nog analyseren.

Schaamte

Al in een eerder project ontdekte Riddell met collega’s een duidelijk verschil tussen volwassenen en kinderen. ‘We keken hoe de aanwezigheid van een publiek in de ruimte de expressie en ervaring van emoties beïnvloedt. We wilden trots en schaamte oproepen bij de
deelnemers. Voor de ene helft van de deelnemers deden we dat met publiek en voor de andere helft zonder.’

Opvallend was dat de wetenschappers veel overeenkomsten tussen volwassenen en kinderen zagen. ‘Zeker bij schaamte zagen we weinig leeftijdsverschillen. Kinderen lieten al tekenen van schaamte zien op heel jonge leeftijd. Wel reageerden ze veel expressiever op trots dan volwassenen. In eerdere onderzoeken werd altijd gezegd dat schaamte een complexe emotie is die we pas op latere leeftijd ontwikkelen, maar in ons onderzoek blijkt dat niet zo te zijn.’

De vraag is nog hoe kinderen het vermogen om emoties te herkennen ontwikkelen. Daar hoopt Riddell antwoord op te vinden. ‘Hoe leert een kind dat ik blij ben als ik glimlach? Als we dat begrijpen zouden we hulpmiddelen kunnen ontwikkelen voor mensen die moeite hebben met het herkennen van emoties.’ Daarom is het volgens Riddell belangrijk om de interacties tussen kinderen te bestuderen.

‘Wetenschapper zijn kent zo z’n uitdagingen, maar ik blijf het mooi vinden om te kunnen bijdragen aan de maatschappij’

‘Ik vind het een eer om mijn leven te wijden aan dit soort belangrijke vraagstukken met maatschappelijk belang.’ Dat het werk als wetenschapper erg interessant is, probeert Riddell nu als een van de Faces of Science van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen ook over te brengen aan bovenbouwleerlingen van het vwo. Een jaar lang neemt hij de leerlingen via lezingen, vlogs en blogs mee in het laatste jaar van zijn PhD-onderzoek.

‘Elke dag is anders. Veel jongeren hebben geen idee hoe het is om wetenschapper te zijn. Zo probeer ik ze een kijkje in de keuken te geven van het leven van een onderzoeker.’ Toch zal hij de leerlingen ook over de keerzijden van zijn beroep moeten vertellen. ‘Het meest frustrerende is dat ik op de lange termijn werk: ik ben nu al drie jaar aan het onderzoeken en pas eind vorig jaar heb ik mijn eerste paper ingediend. Dat is twee jaar werk zonder formeel resultaat.’

Als jonge wetenschapper voelt hij ook de druk om overal ‘ja’ op te zeggen. ‘Daardoor pak ik veel projecten op, maar dat kan ik soms niet allemaal aan. Ik probeer nu vaker “nee” te zeggen. Wetenschapper zijn kent zo z’n uitdagingen, desondanks blijf ik het mooi vinden om op deze manier te kunnen bijdragen aan de maatschappij.’