‘Het is gek gegaan. Eind januari zette ik samen met een onderzoeker uit Groningen en eentje uit Charlottesville een blogpost online. We verwachtten er niet zoveel van. Brian Wansink is zo’n bekende professor van zo’n topuniversiteit (Cornell, red.) met miljoenensubsidies, een bestseller en dieetadviezen die overal zijn doorgedrongen. In die zin waren we wat cynisch.
‘Die post is vijfentwintigduizend keer gelezen, en een uitgewerkte versie ervan is gepubliceerd in BMC Nutrition. Dat had eerder een van Wansinks vier pizza papers gepubliceerd, de artikelen waarin wij drieën 150 fouten hadden aangetroffen. We hebben altijd geprobeerd om ons zo neutraal mogelijk uit te drukken, anders gaat de heisa over de manier waarop de kritiek wordt geleverd, in plaats van over de bewijsvoering erachter. Toch werden we “bullies” genoemd, en gewaarschuwd dat we moesten oppassen voor onze carrières.
‘Inmiddels is het een verhaal op zichzelf geworden: Inmiddels lijken meer dan vijftig van zijn artikelen onbetrouwbaar te zijn. De Volkskrant zocht contact, The Guardian, New York Magazine, Chronicles of Higher Education en nog veel meer (Mare schreef: Brandend statistisch Maagzuur, red). Andere media belden mijn co-auteurs Nick Brown en Jordan Anaya, of schreven vooral over Wansink zelf. Deze maand nog de Playboy, bijvoorbeeld. Opvallend genoeg schreef Buzzfeed de beste en grondigste artikelen van allemaal, dat maakte zelfs met behulp van de rechter e-mails van Wansink openbaar.
Feestjes
‘Wansinks onderzoek draait vaak om vragen als: eet je meer van een groter bord? Van die dingen die het goed doen op feestjes. Hij vond altijd een effect, al werd dat bij studies waarin de resultaten uit onderzoeken samen worden geveegd niet meer gevonden. Maar hij kreeg miljoenen aan onderzoeksgeld. In de VS zijn er schoolprojecten over gezond eten, die deels gebaseerd zijn op Wansinks werk. Slecht onderzoek kan bovendien een domino-effect veroorzaken: als een andere studie dat effect niet repliceert, heeft dat een minder grote kans om gepubliceerd te worden. Het eerste artikel veroorzaakt een bias: als dat niet deugt, hebben alle goede studies het moeilijker.
‘Er wordt online wel met termen als fraude gegooid, maar dat is niet aan mij. Ik beschuldig hem wel van systematische slordigheid, en een anti-wetenschappelijke houding, of dat nou bewust of onbewust is. Ik zie hem vooral als een symptoom van een groter probleem. De manier waarop we als wetenschappers worden beoordeeld en beloond, nodigt niet uit om zo goed mogelijk onderzoek te doen. Voor je bewijsvoering is het beter om heel grondig onderzoek te doen, en radicaal transparant te zijn over je aanpak, maar voor je carrière is het dat niet.
‘Ik heb heel veel tijd in die Pizza Papers gestoken. Ik blog er nog over, maar verder ben ik terug gestapt. Nick en Jordan zijn nog steeds bezig met Wansinks werk, maar ik heb gewoon een fulltime baan. Voor mijn proefschrift onderzoek ik openbare leeromgevingen zoals massive online open courses (moocs) vanuit de cognitieve psychologie. Hoe kunnen we zorgen dat mensen daar meer van leren? Het zijn echt nieuwe vormen van onderwijs; je kan niet je ervaringen met andere lesvormen één op één overzetten. 90 procent uitval is een ramp in de collegezaal, maar hier hou je nog steeds duizenden mensen over, die anders misschien wel helemaal geen toegang tot onderwijs zouden hebben gehad. Je moet het niet vergelijken met klassikaal onderwijs, je moet het op zijn eigen manier beoordelen. En op zijn eigen manier heeft het een positief effect op de wereld.
‘Of ik in de wetenschap wil blijven? Zeker. Ik zou ook impact willen hebben op het systeem: hoe we het aanpakken, hoe we publiceren. Niet dat het slecht is wat we nu doen, maar het moet nog beter. Ik zet me in voor een nieuwe manier van publiceren. Normaal gesproken verzamel je je data, schrijf je achteraf op wat je gedaan hebt, en beoordelen je peers of je het beter had kunnen doen. Bij pre-registratie doe je het grotendeels andersom: je schrijft je inleiding en methodologie, en die stuur je op ter peer review. Dat is veel nuttiger: als je reviewer vraagt of je hier-en-hieraan wel hebt gedacht, en of het niet slimmer is om het zo te doen, kan je dat nog meenemen. Als het aan alle criteria voldoet, ga je data verzamelen, en wordt het sowieso gepubliceerd. En dus niet alleen als je een leuke uitkomst hebt.’