Wetenschap
Hoe jongerenpartijen groeien: ‘Sommige leden hebben nog nooit gestemd’
Het aantal leden van politieke jongerenorganisaties zit in de lift. En dat is een opvallende trendbreuk, zegt politicoloog Charlotte de Roon. ‘Het kan te maken hebben met jongerenthema’s zoals klimaat- en identiteitsvraagstukken, of het leenstelsel.’
Vincent Bongers
donderdag 13 oktober 2022
Het bestuur van de JOVD van 1990, met onder anderen Mark Rutte (met de hamer). Foto JOVD

‘Toen ik in 2008 aan de Universiteit Leiden ging studeren werd ik lid van de Jonge Democraten, de jongerenorganisatie van D66’, vertelt politicoloog Charlotte de Roon. ‘Ik vond van alles, maar moest ook iets met die maatschappelijke betrokkenheid doen. En ik was nieuwsgierig naar hoe de politiek werkt.’

De Roon (34), die onlangs afzwaaide als voorzitter van de universiteitsraad en nu bij het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap werkt, schreef een proefschrift waarin ze de politieke jongerenorganisaties in de jaren tachtig van de vorige eeuw vergelijkt met die in de jaren tien.

‘Lid worden van zo’n organisatie kan zeker helpen om een rol te gaan spelen in de ‘moederpartij’, vertelt De Roon, die dinsdag promoveerde en ook ervaringsdeskundige is. ‘Je stroomt makkelijker door, in mijn geval naar D66, als je de partij al kent.’ En, heel belangrijk: ‘Je leert de leuke en minder leuke kanten kennen van de politiek.’

Geen achttien

Ontzettend veel enthousiasme om campagne te voeren had ze bijvoorbeeld niet. ‘Ik heb het wel vaak gedaan, maar het gevoel dat je moet trekken aan mensen beviel me niet zo. Je gaat ook niet uitgebreide discussies aan op straat, terwijl ik juist graag op kritische geluiden wilde ingaan.’

De jongerenorganisaties zijn belangrijk in onze democratie, stelt De Roon. ‘Het zijn aanjagers. Ze zorgen voor verbinding tussen jongeren en politiek en maken het mogelijk dat hun belangen beter worden vertegenwoordigd.’

Jongeren hebben vaak nog geen netwerk in de politieke wereld. ‘Ze missen ervaring en kunnen zo op een laagdrempelige manier kennismaken met de politiek. Een deel van hen heeft zelfs nog nooit gestemd omdat ze nog geen achttien zijn.’

De Roon deed een opvallende ontdekking: het aantal leden stijgt. Terwijl uit eerder onderzoek blijkt dat de politieke betrokkenheid van jongeren bij de conventionele politiek afneemt. ‘Ze zijn wel vaker betrokken bij alternatieve vormen van politiek zoals protesten, petities, of political consumerism.’ Dat laatste houdt in dat personen om politieke en ethische redenen bepaalde producten niet of juist wel kopen. Je zou dan verwachten dat de animo voor de reguliere politieke jongerenorganisaties afneemt. Dat is echter niet zo, blijkt uit de analyse van De Roon. ‘Hun totale ledenaantal is gestegen ten opzichte van de jaren tachtig. Dat is verrassend.’

Man, hoogopgeleid, stadsbewoner

Ze maakt wel meteen een kanttekening. ‘Het gaat nog steeds om een heel klein deel van alle jongeren. Ongeveer 0,75 procent in de leeftijdscategorie van 14-29 jaar is lid van een politieke jongerenorganisatie.’ Ook als je corrigeert voor de toename in het aantal jongeren in Nederland ten opzichte van de jaren tachtig, zit het aantal leden in de lift. ‘Daarin wijken de jongeren af van de reguliere partijen, die gemiddeld een dalende trend laten zien. Dit kan te maken hebben met jongerenthema’s, zoals klimaat- en identiteitsvraagstukken of het leenstelsel.’

Recente stijgers zijn DWARS (GroenLinks) en PINK! (PvdD), vertelt De Roon. ‘De Jonge Democraten groeide even, maar kromp de laatste jaren weer.’ De JFVD was meteen vanaf de oprichting relatief populair. ‘Daar zit een deel van die stijging. Helaas wilden ze niet meewerken aan het onderzoek.’

Heel divers is de verzameling aanstormende politici niet, constateerde de onderzoeker, en dat is zorgelijk. ‘Het gemiddelde lid is man, hoogopgeleid en woont vaak in de stad. Ten opzichte van de jaren tachtig zijn wel meer vrouwen lid. Feit blijft echter dat de gemiddelde mbo’er zich niet aansluit.’

Dat lidmaatschap helpt bij het doorstromen naar een Haagse carrière, blijkt uit de cijfers: ‘Van alle verkozen Kamerleden jonger dan dertig sinds 1963, heeft 66 procent een achtergrond in de jongerenorganisatie van de partij.’

'Mbo’ers sluiten zich niet aan, en dat is zorgelijk’

Dooie mus

Hét voorbeeld is natuurlijk Mark Rutte, die nu twaalf jaar premier is. Toen hij nog geschiedenis in Leiden studeerde was hij voorzitter van de JOVD (1988-1991). Rutte is bij lange na niet de enige VVD-­prominent die bij de JOVD begon. Ook nationaal probleemoplosser Johan Remkes was in een ver verleden voorzitter van de liberale jongerentak. Hij stond samen met de Jonge Socialisten (PVDA) en Jonge Democraten aan de basis van de Paarse kabinetten in de jaren negentig. ‘In hotel Des Indes in Den Haag werden vanaf begin jaren zeventig heimelijke beraden gehouden over het vormen van een coalitie zonder het CDA.’ Uiteindelijk lukte dat in 1994.

Zo zijn er bij elke partij voorbeelden te noemen van opgeklommen talent. ‘Denk bijvoorbeeld aan Kees van der Staaij (SGPJ), Ank Bijleveld (CDJA), en recenter Attje Kuiken (Jonge Socialisten), Jesse Klaver (DWARS) en Rob Jetten (Jonge Democraten).’

De jeugd levert ook regelmatig felle kritiek op de moederpartijen. In januari van dit jaar vielen de vier jongerenafdelingen van de coalitiepartijen het kabinet aan over de schrale compensatie voor studenten die onder het leenstelsel vallen. ‘Jongeren zijn weer in de steek gelaten’, schreven de voorzitters van JOVD, CDJA, Jonge Democraten en PerspectieF (ChristenUnie) in De Telegraaf. Niemand in Den Haag streed ‘hard voor de generatie studenten die financieel gezien straks met drie-nul achterstaat. Zij hebben een torenhoge studieschuld opgebouwd en worden dankzij de afschaffing van het leenstelsel nu blij gemaakt met een dooie mus’.

ROOD

Er zijn vaker botsingen. Harry van der Molen, CDA-Kamerlid en voormalig CDJA-voorzitter zei twee jaar geleden dat er altijd ‘een gezonde spanning’ was. ‘Wij vergeleken het CDJA altijd met een horzel, die de partij kan kriebelen en af en toe ook kan steken.' Toen de jongeren de hypotheekrenteaftrek wilden verlagen, was dat tegen het zere been van partijleider Jan Peter Balkenende. ‘En dan kon het zomaar gebeuren dat je een tijdje geen hand van de premier kreeg’, zei Van der Molen tegen de NOS.

Helemaal mis ging het met de SP en ROOD. Het begon met een royement van leden die te radicaal links zouden zijn. De Roon: ‘Die werden zelfs uit de partij gezet.’ Het conflict leidde tot een politieke machtsstrijd en uiteindelijk tot een scheiding tussen ROOD en de SP. ‘De partij heeft nu dus geen jongerenorganisatie. Het is wel de bedoeling dat die er weer komt. Ik ben benieuwd hoe dat verdergaat.’

Volgens De Roon nam de spanning toe toen SP-partijleider Lilian Marijnissen een coalitie met de VVD niet wilde uitsluiten. ‘Dat is altijd een moment waarop jongerenafdelingen zich gaan roeren. Als er compromissen moeten worden gesloten, is dan de reactie, kunnen we niet meer zuiver ons eigen programma uitvoeren. In de oppositie zijn compromissen vaak niet nodig. Er is minder te klagen, zou ik haast zeggen.’

Charlotte de Roon, The Functioning of Dutch Party Youth Wings, A comparison of the 1980s and 2010s. Promotie was 11 oktober