
Kijk wat hier zit! Muurvaren, muurleeuwenbek, tongvaren en verschillende korstmossen.’ Knielend voor een muurtje bij de Doelengracht bestudeert Menno Schilthuizen de bakstenen. ‘Dit soort oude muurtjes hebben nog kalkrijke mortel, en daar groeien die planten goed op.’
Als een ontdekkingsreiziger catalogiseert hij de onopvallende plantjes waar de studenten op weg naar het Lipsius snel langslopen, maar waar ook de professionele wetenschap vaak aan voorbijstuift.
Het zijn dit soort observaties die volgens Schilthuizen perfect kunnen worden gedaan door burgerwetenschappers. In zijn boek Darwin in de achtertuin, dat deze week verschijnt, spoort hij iedereen aan, biologie-achtergrond of niet, om de omgeving te ontdekken en daar wetenschap te beoefenen.
‘In de negentiende eeuw had je mensen zoals Darwin die geen professionele wetenschapper waren, maar toch wetenschap bedreven. Maar tegen het eind van die eeuw en zeker in de twintigste begon de professionalisering: natuuronderzoek belandde bij universiteiten en musea. Sindsdien was het eigenlijk niet meer mogelijk voor amateurs om mee te doen.’
De wetenschap werd onbereikbaar voor buitenstaanders. Noodzakelijke vakbladen waren onbetaalbaar, laboratoria met apparatuur ontoegankelijk, en publiceren was al helemaal onmogelijk. Collecties van musea waren voor niet-wetenschappers vaak ook niet toegankelijk, hoewel ze in veel gevallen grotendeels waren samengesteld uit donaties van amateurs.
Daar komt nu verandering in, ziet Schilthuizen.‘Het grappige is dat je nu een terugkeer ziet naar die tijd dat mensen gewoon in hun tuinschuurtjes ontdekkingen konden doen. Danzij de Open Science-beweging is onderzoek doen voor iedereen met motivatie en interesse een optie.’
Deze burgerwetenschappers, of buurtwetenschappers zoals Schilthuizen ze liever noemt, zijn in opkomst. Via Open Access-tijdschriften kunnen ze wetenschappelijke literatuur raadplegen, en anders is die wel via Sci-Hub te vinden. Online vinden ze voor behapbare prijzen tweedehands apparatuur om buurtlaboratoria in te richten, en met apps als ObsIdentify en Merlin wordt het zelfs voor de complete leek mogelijk om planten en dieren te herkennen.
DNA
In zijn boek geeft Schilthuizen het voorbeeld van Sigrid Jakob, een organisatiestrateeg die in New York woont en zelf geen enkele achtergrond of opleiding in de biologie heeft. Toch doet zij vanaf haar keukentafel onderzoek naar allerlei soorten paddenstoelen in haar woonplaats . Dat is lastig, want de meeste paddenstoelen zijn op het oog moeilijk uit elkaar te houden, voor zover ze überhaupt al bekend zijn voor de wetenschap.
Daarom doet Jakobs iets wat twintig jaar geleden nog miljoenen had gekost: ze bekijkt het DNA van de schimmels. En hoewel ze haar data nog opstuurt naar een lab om het te laten sequencen, is er inmiddels voor een paar honderd euro een apparaatje te koop waarmee je dat ook thuis kunt doen. En in de nabije toekomst zijn die waarschijnlijk zelfs direct aan je telefoon te verbinden.

Wie een eerste stap als burgerwetenschapper wil wagen kan het best ObsIdentify downloaden om daarmee wat planten in de buurt te bekijken. ‘Je kan je aanmelden bij een biodiversiteitsmonitoringsnetwerk. Waarneming.nl is populair: dat is niet alleen een platform om waarnemingen te registreren en laten valideren door ervaren deelnemers, maar ook een sociaal netwerk waarmee je buurtgenoten kunt leren kennen. Ze wisselen tips uit en verdelen het werk. In een bepaald gebied is er iemand die wat met nachtvlinders doet, en iemand anders is meer van de paddenstoelen of planten. Zo wordt de hele biodiversiteit opgeknipt in behapbare snippers.’
Zonnepanelen
Schilthuizen ziet voldoende mogelijkheden voor nieuw onderzoek. ‘Je zou kunnen kijken naar de invloed van zonnepanelen op waterinsecten. Er zijn insecten die glimmende zonnepanelen verwarren voor een wateroppervlak. Dat leidt waarschijnlijk tot heel veel sterfte. Er zijn wel methoden die dat kunnen voorkomen, maar daar is nog heel weinig onderzoek naar gedaan.
‘Veel mensen hebben zonnepanelen op hun dak, en veel mensen hebben ook een vijvertje in hun tuin. Je zou dat heel makkelijk binnen een buurt kunnen onderzoeken, en zelfs kunnen publiceren.’
Collecties van natuurhistorische musea als Naturalis zijn voor een aanzienlijk deel samengesteld uit schenkingen van amateurs. Maar die donaties nemen de laatste jaren af. Sterft het kind met de insectenverzameling uit, samen met de insecten?
Schilthuizen, zelf al van kinds af aan insectenverzamelaar, wijst naar een hoop bladeren. ‘Als je iemand meeneemt met een keverzeef en zo’n straathoekje gaat uitzeven, zul je toch allerlei soorten kortschildkevertjes ontdekken. Ook al gaat het slechter met de insecten, dat betekent niet dat er geen leuke of belangrijke dingen te ontdekken zijn.’
Menno Schilthuizen, Darwin in de achtertuin, Atlas Contact, €24,99