
Slechts in 25 procent van al het onderzoek naar het verband tussen ouderschap en kindontwikkeling worden beide ouders betrokken, ontdekte promovendus Else de Vries tijdens een onderzoeksstage. Nog opvallender: één procent van al het onderzoek stelt uitsluitend de vader centraal, terwijl de overige 74 procent de focus legt op de rol van de moeder.
‘Dat vond ik vreemd’, vertelt ze. ‘Als onderzoekers vaders als minder belangrijk behandelen, bevestigen ze het stereotype dat ze ook minder belangrijk zijn voor de ontwikkeling van kinderen. Dat wakkerde iets in mij aan.’
Donderdag hoopt De Vries te promoveren op haar proefschrift Focus on Fathers. Een van de conclusies: vaders zijn minstens zo belangrijk voor de ontwikkeling van kinderen als moeders.
Zorgtaken
Dat klinkt anno 2023 misschien als een open deur, maar het is nog steeds zo dat vrouwen minder betaald werk doen en meer zorgtaken op zich nemen dan mannen. Volgens De Vries kan dat mede verklaren waarom zo veel onderzoek alleen moeders betrekt. ‘Vaders werken gemiddeld 50 procent meer dan moeders. Dat heeft tot gevolg dat het voor wetenschappers die de rol van ouders in het gezin willen bestuderen, makkelijker is om de moeder centraal te stellen. Ik deed mijn onderzoek juist vaak aan het eind van de middag, in het weekend of als de vader papadag had.’
De Vries wilde weten welke factoren het opvoedgedrag van vaders verklaren en wat de consequenties daarvan zijn op de ontwikkeling van kinderen. Daarvoor voerde ze meerdere experimenten uit, waaronder een hormonaal onderzoek onder 32 Nederlandse vaders met hun peuter.
‘We lieten de vader en het kind twee taken doen. De ene taak was leuk: samen spelen. De andere taak was lastig: het kind had een speeltje binnen handbereik maar de vader kreeg de instructie dat het kind daar niet aan mocht komen. We wilden weten of het testosteronniveau van de vader varieerde en of dat invloed had op hun gedrag.’
Als het kind bijvoorbeeld begint te huilen, kan het testosteronniveau bij de vader stijgen door stress. ‘Maar wat uit voorgaande studies nog niet duidelijk was, is of vaders daadwerkelijk minder goed en adequaat reageren op de signalen van het kind wanneer ze een hoger testosteronniveau hebben. Terwijl een hoger testosteronniveau over het algemeen in verband wordt gebracht met agressief gedrag.’
Waakzamer
Wat bleek: bij het lastige taakje steeg, zoals verwacht, het testosteronniveau van de vader. Maar de vader reageerde óók beter op de signalen van het kind. ‘Dat hadden we niet verwacht’, zegt De Vries, ‘omdat tot nu toe bekend is dat een hoger testosterongehalte zou leiden tot een minder sensitieve omgang met het kind. Wij zagen juist dat de vaders op een fijne manier met de situatie omgingen door het kind af te leiden. Toename van testosteron lijkt er dus voor te zorgen dat ze waakzamer zijn op de gezichtsuitdrukkingen van het kind en beter op hun signalen reageren, bijvoorbeeld door het te troosten als het huilt in plaats van te zeggen dat het kind zich aanstelt. Vaders worden erdoor gemotiveerd hun kind te beschermen.’
Een ander deelonderzoek ging over genderpatronen. ‘Er zijn theorieën dat vaders meer stereotiepe ideeën over gender hebben dan moeders, bijvoorbeeld dat zij eerder denken dat bepaald speelgoed echt iets voor jongens is. Die boodschap uiten ze niet zo expliciet, maar brengen ze vaak op een onbewuste manier over.’
Sociaal wenselijk
Door middel van een observationeel onderzoek onder 144 gezinnen probeerde ze die theorie te staven. ‘Bij elk gezin - vader, moeder en een kleuter - gingen we op huisbezoek en lieten we de ouders om de beurt met het kind spelen met heel meisjesachtig of juist heel jongensachtig speelgoed. Daaruit bleek juist dat moeders zich meer betrokken toonden in de stereotiepe situatie: dus wanneer een dochter met Barbies speelde of een zoon met auto’s. Bij de vaders zagen we geen verschil. Dat kan betekenen dat moeders hun kind onbewust stimuleren om stereotiep gedrag te tonen.’
Ook dat is een ‘verrassende uitkomst’, vindt De Vries.
Mogelijke verklaring: ‘Moeders gedragen zich doorgaans sociaal wenselijker.’
Die nieuwe inzichten zouden er niet zijn als de wetenschap zich alleen focust op de rol van de moeder, denkt De Vries. ‘Het is belangrijk om ook de vaders daarin mee te nemen. Dat kan echt beter. Zeker ook omdat we weten dat kinderen sterker een voorbeeld lijken te nemen aan het gedrag van hun vader dan van hun moeder: vaders spelen bijvoorbeeld vaker op een fysieke manier met hun kind en die momenten zijn voor het kind bepalend voor hoe zij met conflictsituaties omgaan. Vaders hebben een duidelijke voorbeeldfunctie.’
Gelijkwaardigheid
Bovendien zal meer onderzoek naar de vaderrol leiden tot meer gelijkwaardigheid, denkt De Vries. ‘Denk aan betere regels rond ouderschapsverlof, zoals in de Scandinavische landen. Of door het hele gezin interventies aan te bieden wanneer zich onderling problemen voordoen.’
Voor De Vries persoonlijk betekent haar vader ‘heel veel’ voor haar. ‘In mijn jeugd hadden mijn ouders een vrij traditionele rolverdeling: mijn vader werkte fulltime, mijn moeder parttime. Maar hij was wel heel betrokken en een rustige, constante factor in mijn leven. Dat is heel waardevol.’
Inmiddels heeft ze zelf een dochter. ‘De vader van mijn dochter en ik hebben co-ouderschap want we zijn niet meer bij elkaar. Maar hij doet evenveel als ik, daar kiezen we bewust voor.’
Else de Vries, Focus on Fathers. Promotie op 21 september