Van onschatbare waarde. Zo heet de tentoonstelling van unieke topstukken waarmee Naturalis haar tweehonderdste verjaardag viert. Neem bijvoorbeeld de Darwinvinken, door de grote man himself meegenomen uit de Galapagoseilanden. Of de uitgestorven Kaapse leeuw, die nog als inspiratie voor het wapen van de Oranjes heeft gediend.
Belangrijke objecten, vindt ook koning Willem-Alexander, die de tentoonstelling eind september kwam openen.
Maar er zijn ook verzamelingen die het weliswaar niet van hun zeldzaamheid of bijzonderheid moeten hebben en waarvoor eigenlijk niemand naar een museum zou komen: lijsters die tragisch tegen glazen kantoorgebouwen zijn aangevlogen, dode muizen of aangereden uilen.
Toch zijn zij óók van onschatbare waarde: Naturalis is namelijk ontzettend blij met alledaagse dieren, waarmee onderzoekers kunnen zien hoe diersoorten zich ontwikkelen, en waarbinnen ze misschien nieuwe soorten kunnen ontdekken.
Neergestorte vogeltjes
‘We hebben vierhonderd merels, uit verschillende seizoenen en verschillende provincies’, vertelt conservator Becky Desjardins. ‘Het zijn subcategorieën: de merels uit de winter zijn anders dan die uit de zomer.’
Door grote hoeveelheden alledaagse diersoorten te verzamelen, kan de evolutie in kaart worden gebracht, zegt ze. ‘Een onderzoeker in Chicago, waar veel vogels tegen kantoorgebouwen aanvliegen, analyseerde zevenduizend lijsters en ontdekte dat de soort door de jaren heen kleiner was geworden.’
De collectie alledaagse beesten groeit voornamelijk dankzij amateurdonateurs: liefhebbers die semi-intacte kadavers en neergestorte vogeltjes van de straat rapen, in plastic zakken in de vriezer leggen en vervolgens overhandigen aan het museum. (UPDATE: vanwege de vogelgriep neemt Naturalis voorlopig geen dode vogels aan.)
Adder in een humusbakje
‘Het is soms net een drugsdeal’, zegt conservator Becky Desjardins. ‘Dan krijg ik plastic tassen met dode dieren overhandigd over de poortjes van het station. Eén keer kreeg ik een adder in een humusbakje.’
Martijn Kosterman is een van de vaste donateurs. Hij werkt op het stadhuis in Den Haag, een groot glazen gebouw waar veel vogels zich te pletter vliegen. ‘Het verbaast me af en toe wat er ligt. Een houtsnip, bijvoorbeeld, of een heel bundeltje lijsters, drie of vier tegelijk. Zwarte mezen, een watersnip, maar ook een kwartelkoning. Midden in Den Haag. Hoe dan?’
Niet iedereen is geneigd dode beesten van de grond te plukken, geeft Kosterman toe, maar hij is bioloog en ‘dus zit het wel in de genen’.
‘Je hoopt natuurlijk dat je niets vindt. Maar ik heb altijd plastic zakjes in mijn werktas zitten, als bodybags. Als ze opgezet kunnen worden, app ik Becky, en doen we een drop and drive op Leiden Centraal.’
Ook Wil Tamis, milieubioloog aan de Universiteit Leiden, doneert ‘een paar beesten per jaar.’ ‘Mensen die vogels kijken, kennen elkaar allemaal. Als er bij kennissen een houtsnip tegen het raam vliegt, tja, dan zijn ze daar bij Naturalis wel blij mee. Andere beesten? Soms een dode woelrat, of een huismuis die de kat niet helemaal op heeft. Het bijzonderste was een watersnip. Prachtig beest.’
Rog te koop
‘Meestal brengen mensen bijzondere dingen, die ze niet eerder hebben gezien. Bijzondere dingen hebben ze bij Naturalis genoeg, dus ze zijn hartstikke blij met de normale donaties. Gewone dingen, zoals muizen of een waterhoen, gooien mensen sneller weg.’
De collectie komt ook van andere plekken, zegt Desjardins: dierenasielen, boswachters, of zelfs marktkooplui. ‘Vorig jaar liep vond een medewerker een rog te koop bij een viskraam op de markt in Haarlem.’
‘Laatst kregen we een grote bosmuis van een boswachter in Nijmegen, bleek zijn vrouw een grutto-onderzoeker te zijn! Die krijgen we bijna nooit, dus ik heb meteen gevraagd of ze aan ons wilde doneren. Er is een boswachter uit Zeeland die eieren doneert die in hun nest zijn achtergelaten. Vorig jaar kregen er een van elke eend.’
Meer mannetjes
Hoewel de conservatoren de collectie zo compleet mogelijk proberen te maken, is dat niet altijd makkelijk. ‘In het trekseizoen krijgen we veel meer mannetjes- dan vrouwtjesvogels. De mannetjes zitten elkaar achterna, en hebben over het algemeen een veel riskanter leven. Net als tienerjongens, eigenlijk.’
Mensen rapen liever vogels van de grond dan aangereden zoogdieren of amfibieën. Dode kikkers zijn bijvoorbeeld vaak al tot pap geplet. Toch zijn ook rottende karkassen interessant voor de onderzoekers. ‘Beauty is in the eye of the beholder’, zegt Desjardins. ‘Ik verwacht echt niet dat iedereen dode rottende beesten gaat oprapen. We krijgen veel van vrienden, en we hebben bijna altijd dode dieren in onze vriezer liggen.’
‘Laatst kregen we zeldzame, tropische vogels die op het strand waren aangespoeld. Hoe komen die hier? Ze waren heel erg verrot – dus petje af voor de vogelspotters die ze hebben opgepikt. Er is voor ons nog veel te gebruiken: DNA of het skelet.’
Voor wie ook graag een keer een dood dier doneert, heeft Desjardins een paar aanbevelingen. ‘Bewaar het in een vriezer, in een plastic zak - in een schuur in de tuin kan ook, als het buiten koud is. Schrijf je naam erop, de datum en de plek waar je het hebt gevonden. Bij Naturalis weet iedereen wat ze moeten doen als iemand met een plastic zak binnenkomt.’
‘We willen alleen wilde dieren, geen huisdieren. Daar is alles al over bekend, en niet zo interessant. En belangrijk: raap nooit een vos op! Die dragen soms een parasiet mee die erg makkelijk op mensen overspringt, en je weet pas dat je ‘m hebt als je twee jaar later heel erg ziek wordt.’