Wetenschap
Astronaut André Kuipers bekent: ‘Ik heb hoogtevrees’
‘Je bent verhuizer, loodgieter en proef­konijn ineen’, zegt astronaut André Kuipers over de 204 dagen die hij doorbracht in de ruimte. ‘Er zal een kolonisatie van Mars plaatsvinden.’
Pim Bakx
donderdag 19 januari 2023
Foto ESA

‘Ik ben hier vandaag met mijn kleinzoon voor de derde keer’, zegt een bezoeker als de Leidse Stadsgehoorzaal volstroomt met ouders, opa’s, oma’s en kinderen. Zijn kleinzoon, gekleed in een donkerblauwe ruimte-overall staat te springen op zijn klapstoeltje.

Dan verduistert de ruimte, schijnt er alleen nog licht uit de geïmproviseerde sterrenhemel aan het plafond en een groot scherm op het podium. Een diepe quizmasterstem telt af: ‘3… 2… 1… Ruimtevaart!’

Iedereen klapt, joelt en juicht als Kuipers zwaaiend het podium op loopt. ‘Lang bleef het een fantasie’, begint hij zijn ruim twee uur durende theatercollege. ‘Maar op 12 april 1961 schrijft Yuri Gagarin geschiedenis door als eerste mens een baan om de aarde te maken’, zegt hij terwijl hij beeldmateriaal van de voorbereidingen voor zijn eigen ruimtereizen laat zien.

‘Er ontstaan allerlei tradities. Je gaat in een bus naar de lanceertoren, en ja, dan…’ Het publiek schiet in de lach als er een foto verschijnt van Kuipers en collega’s in hun ruimtepak, plassend tegen het achterwiel. Zo ging het ook in 1961. ‘Yuri Gagarin had een volle blaas. Dus de bus stopte nog voor de lancering en hij plaste tegen het wiel.’ Elke mannelijke astronaut zet dat gebruik sindsdien voort.

Het krappe liftje waarmee hij naar het bovenste deel van de raket werd getakeld was de eerste uitdaging. ‘Ik heb hoogtevrees’, bekent hij.

Kuipers dook op zijn twaalfde al in de sciencefictionboekjes die hij van zijn oma kreeg. Dat hij de tweede Nederlander zou worden die de ruimte in werd geschoten, na Wubbo Ockels, had hij niet voorzien. ‘Als het er eenmaal op aankomt, ben je wel bang. Niet vanwege de lancering zelf, maar bang dat het alsnog niet doorgaat’, zegt hij. ‘Omdat je decennialang naar dat ene moment hebt toegeleefd.’

‘We leren allemaal dat het niet mag, maar astronauten spelen graag met eten’

Kuipers verbleef in 2004 elf dagen in het internationaal ruimtestation ISS, dat in 1978 is gebouwd, bekostigd en bemand door de Verenigde Staten, Canada, Brazilië Europa, Rusland en Japan. ‘Een prachtig voorbeeld van internationale samenwerking’, aldus Kuipers. Vijftien bijgebouwde modules later is het ruimtestation ondertussen zo groot als een voetbalveld. ‘Het draait om ons heen op een hoogte van 400 kilometer, en heeft een snelheid van 28.000 kilometer per uur, dus acht kilometer per seconde’, legt hij uit. ‘Het is de snelheid die het moeilijk maakt om er te komen.’

In 2011 verbleef hij er 193 dagen. ‘Vrijdagavond was altijd movie night’, zegt hij. ‘En de gezamenlijke etentjes zijn heel belangrijk.’ Hij laat een filmpje zien waarin een hapje blikvoer door het schip zweeft, terwijl hij het met een vork uit de lucht probeert te vissen. ‘Onder en boven bestaat niet meer. We leren allemaal dat het niet mag, maar astronauten spelen graag met eten.’

Het grootste deel van de tijd aan boord van het ISS wordt besteed aan werkzaamheden: twee uur sporten per dag om spier- en botverlies tegen te gaan, onderhoud, reparaties, het koppelen van ruimteschepen, pr-werkzaamheden, schoonmaken en het doen van experimenten. ‘Eigenlijk ben je verhuizer, loodgieter en proefkonijn ineen. Je bent de handen en ogen van de mensen beneden.’

De bemanning slaapt tegelijkertijd op een gestandaardiseerde tijd, of doet in ieder geval een poging daartoe. ‘Ik gebruikte de tijd om te slapen ook om naar buiten te kijken, het is geweldig wat je allemaal kan zien.’

Wel merkte Kuipers, die ook ambassadeur is van Wereldnatuurfonds, vanuit de ruimte de gevolgen van klimaatverandering. ‘Je ziet dat bossen verdwijnen, hoe lucht- en lichtvervuiling boven de grote steden toeneemt.’

Kolonisatie van Mars

Volgens hem kan ruimtetechnologie ook bijdragen aan oplossingen. ‘De spionagesatellieten zijn bij veel mensen bekend. Maar je hebt bijvoorbeeld ook satellieten die ziekten in gewassen opsporen, de zeespiegelstijging en dijkverzakkingen meten en illegale vuilstort en olielozingen waarnemen.’

Tegelijkertijd koestert hij de stille hoop dat er ooit (sporen van) buitenaards leven wordt gevonden. ‘Er zijn meer sterren dan zandkorrels op onze aarde, en om al die sterren draaien planeten. Dus de kans daarop is enorm. Op Mars heeft misschien leven bestaan. We zijn al decennia bezig om bemenste missies naar Mars voor te bereiden. De omstandigheden zijn er vijandig, dus het is complex, maar er wordt hard gewerkt. Het zal geleidelijk gaan, maar uiteindelijk zal er een soort kolonisatie plaatsvinden.

‘In eerste instantie willen we kijken of we leven kunnen ontdekken, maar het heeft ook een meer filosofische reden. Diersoorten die maar op één plek leven, zoals bijvoorbeeld gorilla’s en orang-oetans, zijn heel kwetsbaar. Maar als je overal kunt leven, zoals kakkerlakken, ratten en mensen – sorry voor de vergelijking – dan ben je als soort heel stabiel. We zullen ons moeten kunnen verspreiden door het heelal.’