Columns & opinie
We mogen weer (maar mijn Syrische postbode niet)
‘In Syrië deed ik een PhD in de literatuur’, zegt de bezorger van mijn studieboeken. ‘Ik wilde in Leiden verder, maar mijn diploma’s zijn hier minder waard.’
Ivo Verseput
vrijdag 4 september 2020

De bel zal de komende dagen wel vaker klinken. Zo bij aanvang van het nieuwe collegejaar zijn er veel tweedehandsboeken onderweg: we mogen weer. Aan de deur wacht een postbode in kenmerkende oranjeblauwe polo. Verontschuldigend gebaar ik naar de forse stapel pakketjes die desondanks gewichtloos op zijn getrainde onderarm lijkt te rusten. ‘September, het nieuwe studiejaar begint.’

Voor mij staat een knappe man, getint, lang, breedgeschouderd en met de lichtgroene ogen van het soort waarnaar je in een menigte lang zou moeten zoeken. Hakkelend vraagt hij naar mijn studierichting en bijbehorend boekengenre. ‘Nederlands, voornamelijk literatuur’, zeg ik. Daarop wil hij ineens weten waar ik vandaan kom, terwijl die vraag door zijn gebrekkige spreken en Arabische voorkomen juist aan mij voorbehouden leek.

Ik kom uit Breda, hij uit Syrië.

‘Vanachter het raam kijk ik hem na, de bezorger van boeken die hij zelf zou moeten duiden’

‘Daar deed ik een PhD in de literatuur’, vangt hij mijn stilte op, ‘ik wilde in Leiden weer verder studeren, maar mijn diploma’s zijn hier minder waard.’ Emotieloos zet hij het scannen van de dikke enveloppen en pakketjes voort. Als hij ze allemaal heeft gehad, stapelt hij ze één voor één op mijn uitgestoken handen.

Van PhD naar postbode.

Ik zeg: ‘Misschien lukt het in de toekomst wel’, maar hoor zelf meteen hoe ver weg die boven de grijze stoeptegels klinkt.

‘Ik ga het nu bij de VU proberen’, zegt hij.

Uit onversneden medelijden van het meest beledigende soort wil ik de vreemdeling naar binnen vragen, om daar een volle pot koffie met hem te delen en samen de pakjes open te maken. Daarna zal ik hem op de bank voorlezen, en hij mij, en we zullen lachen om elkaars vreemde talen met hun gekke woorden en onnatuurlijke klanken, om de eigenaardige schrijvers en hun roekeloze personages vol onvervulde verlangens, en bij aandachtig lezen zullen de verhalen dezelfde zijn.

Maar dan zie ik hoe zijn ogen verspringen naar de huisnummers van mijn buren en die daar weer van. Hij neemt de fiets in zijn grote hand. ‘Fijne dag meneer, succes ermee.’

Vanachter het raam kijk ik hem uit het zicht, de bezorger van boeken die hij zelf zou moeten duiden.

We mogen weer – wij wel.

 

Ivo Verseput is student Nederlands