Columns & opinie
Nooit hoor je iets over je column. Tot je over genocide schrijft
Mathijs de Jong
donderdag 19 juni 2025

Daar waar muzikanten een directe band hebben met het publiek, en dus zien hoe hetgeen zij ten gehore brengen wordt ontvangen, heeft een columnist dat privilege niet. En hoewel dat soms een groot voordeel kan zijn – als het een matig flutverhaaltje geworden is, word je in ieder geval niet uitgelachen zoals de onverbiddelijke juryleden van Idols dat kunnen doen – is het ook vervelend. Je weet namelijk nooit écht wat mensen van je column vinden.

Totdat je er een over de oorlog en genocide in Palestina schrijft. En dan vooral over het gebrek aan geluiden daarover aan je eigen rechtenfaculteit.

Want dan word je naar aanleiding van die column uitgenodigd voor een gesprek met twee professoren en een universitair docent.
Hoewel de toon van de e-mail zeer vriendelijk en uitnodigend van toon was, riep iets in mij voorzichtig te zijn. Het zou niet de eerste keer zijn dat een Mare-columnist een gesprek zou voeren met de staf van onze universiteit naar aanleiding van hetgeen zij geschreven had (ja Maia de Quay, dit is een shout-out naar jou).

Aanvankelijk wilde ik dan ook niet op de uitnodiging ingaan. Maar al snel won mijn nieuwsgierigheid het van mijn wantrouwende bangigheid: wat kon ik in vredesnaam te vertellen hebben dat maakte dat deze drie dames op een voor mij beschikbare dag en tijd met mij wilden praten? Zou ik de inhoud van mijn column moeten verantwoorden? Zou ik een standje krijgen?

‘Zou me ik voor de inhoud van mijn column moeten verantwoorden? Zou ik een standje krijgen?’

Waren deze drie dames gestuurd door het college van bestuur of de decaan om te peilen in hoeverre zich er een stille revolutie onder de rechtenstudenten aftekende die binnenkort zouden overgaan tot een machtsovername en het volledig afbranden van het KOG? Stel je voor dat die duizenden rechtenstudenten inderdaad in beweging zouden komen…

In weerwil van mijn paranoïde denkbeelden bleek niets van dat alles het geval te zijn. Onder het genot van een kopje koffie werd een prachtig, open, egalitair gesprek gevoerd, waarin vooral de zorgen over de afwezigheid van een – let op: niet de – houding omtrent de oorlog in Palestina onder de rechtenstudenten naar voren kwam.

Van het een kwam het ander en al snel leidde het gesprek naar een aanverwant, maar veel groter probleem: de afwezigheid van maatschappelijke betrokkenheid van de gemiddelde Leidse rechtenstudent. Ik zal u daar verder niet mee vermoeien – dat bleek namelijk een onderwerp zo complex dat je erop zou kunnen promoveren.

Hoewel wij in dat gesprek geen concrete plannen hebben gemaakt – evenmin zullen wij de universitaire macht overnemen of het KOG in brand steken, dat beloof ik – maak ik desalniettemin een diepe buiging voor deze drie dames.

Het getuigt van morele moed iets te willen doen, zeker als het in de bestuursgangen zo ontzettend stil blijft. Cleveringa would be proud.


Mathijs de Jong is student Rechten