In 1876 werd in het noordoosten van China de uit één enorm stuk graniet gehouwen herdenkingsstèle van koning Kwanggaet’o de Grote (wat zoveel betekent als “Grote Gebiedsuitbreider) gevonden. De stèle, die bijna zesenhalve meter hoog is en een omtrek van vier meter heeft, was in 414 door koning Changsu (“Lang Leven”, de man werd 97 jaar waarvan hij er 79 met de scepter zwaaide) opgericht ter ere van zijn vader Kwanggaet’o.
Wat de stèle zo bijzonder maakt zijn de 1800 Chinese karakters die van onder tot boven alle vier zijden van de steenklomp bedekken – elk ruwweg zo groot als de vuist van een man. Met deze 1800 karakters wordt niet alleen de oorsprongsmythe van Koguryŏ verteld, de staat waarover Kwanggaet’o en Changsu regeerden, als je het mij vraagt een Mantsjoerijse staat, maar Koreaans volgens de Korea’s en Chinees volgens China.
Ook werden de vele veroveringen die Kwanggaet’o zijn postume naam hebben gegeven en het verhaal van de bewakers van de stèle verteld (als ik eerlijk ben, vind ik dit nog fascinerender dan de in graniet gebeitelde Grote Geschiedenis).
oneerlijke handelsrelaties
1876 was ook het jaar waarin Japan Korea, toen nog Chosŏn geheten, onder dreiging van maritieme artilleriebombardementen dwong om voor Korea oneerlijke handelsrelaties aan te kopen met Japan. Dit zou uiteindelijk leiden tot de formele annexatie van Korea door Japan in 1910.
In dit proces van kolonisatie was het Japanse verhaal belangrijk. Waarom ‘mocht’ Japan Korea koloniseren? Waarom lag dit in de lijn der verwachting? Waarom was het niet alleen moreel ‘goed’ maar ook historisch en spiritueel noodzakelijk, onvermijdelijk zelfs?
De stèle van Kwanggaet’o ging in deze verhalen een cruciale rol spelen - en speelt dat vandaag de dag nog steeds.
De inherente moeilijkheid van een tekst interpreteren die vijftienhonderd jaar eerder is geschreven in een heel particuliere context is in de beste omstandigheden al geen sinecure. In een context waarin overheden druk uitoefenen, zoals in een koloniale omgeving, is het vele malen moeilijker.
Het duurde dan ook niet lang voordat Japanse geleerden de tekst van de stèle, die bovendien na vijftienhonderd jaar gaaf te hebben doorstaan beschadigd raakte toen een overijverige lokale beambte besloot vegetatie van het oppervlak af te branden (zo’n praktisch en theoretisch uitgedaagd type dat vandaag de dag prima in de Tweede Kamer terecht zou kunnen), in Japans voordeel uitlegden. Een bepaalde passage werd door hen uitgelegd als een feitelijke eerdere kolonisatie van een deel van het Koreaanse schiereiland door een vroegere Japanse staat, Wa. Met andere woorden, Korea was al eens gekoloniseerd door Japan en waarom dus niet nog een keer.
Koreaanse geleerden, onder wie de beroemde historicus Chŏng Inbo reageerden met een tegengestelde vertaling van de tekst en interpretatie ervan. Chŏng, van wie de UB handgeschreven gedichten heeft die hij aan de legendarische Robert van Gulik schreef, ging met zijn overigens begrijpelijke en sympathieke sentimenten wetenschappelijk net zo goed verschrikkelijk de boot in.
Ook na de bevrijding waren de interpretaties van een van de belangrijkste primaire bronnen over de Koreaanse oudheid vaak niet bepaald wetenschappelijk. Het Japanse kolonialistische narratief moest nog immer omver en daarnaast bestonden er nu twee ideologisch tegengestelde Korea’s die elk hun geschiedenis anders moesten en wilden zien.
Politiek gedreven geweld
Sommige dingen zijn blijkbaar de favoriete speeltjes van de duivel, want begin jaren tweeduizend, toen althans in Zuid-Korea en Japan geleerden over het algemeen hun eigen achtergrond en nationaliteit heel aardig een plek hadden weten te geven in hun wetenschappelijke analyses, stormde China de Koreaanse oudheid met veel politiek gedreven wetenschappelijk geweld binnen en claimde met terugwerkende kracht de geschiedenis van
Koguryŏ, nu dan ook Gaogouli, als Chinees. De stèle van Kwanggaet’o speelde hierin weer een cruciale rol, zowel wetenschappelijk als symbolisch.
De stèle staat nog steeds fier overeind in Ji’an in China en een perfecte replica staat even fier voor het Oorlogsmuseum in Seoul. De 1800 in graniet uitgebeitelde karakters mogen een geruststellend beeld lijken te geven van de onveranderlijkheid en zekerheid van het verleden, maar de vele interpretaties van de stèletekst laten zien dat niets minder waar is. En dat de bemoeienis van overheid en politiek met wetenschap hetzelfde effect hebben als het wegbranden van vegetatie op een vijftienhonderd jaar oude granieten kolos – weinig goeds en zeker niets van wetenschappelijke waarde.
Remco Breuker is hoogleraar Koreastudies