Columns & opinie
We laten ons wel erg gemakkelijk in de hoek drukken
Remco Breuker vraagt zich af: 'Gaat de vlag der geesteswetenschappen fierder gaat wapperen als historici, literatuurkenners en taalkundigen zich verbeten ingraven in de loopgraven van het academisch gelijk'
Remco Breuker
donderdag 9 juni 2022

Moeilijke tijden bieden ook gelegenheid tot overdenking. Nu er tegenwoordig door het kabinet, de minister, de Tweede Kamer, subsidieverstrekkers en zelfs universitaire bestuurders wordt getwijfeld aan het praktische bestaansrecht van de geesteswetenschappen is het makkelijk om in een defensieve reflex te schieten.

Volkomen begrijpelijk, maar het is de vraag of de vlag der geesteswetenschappen fierder gaat wapperen als historici, literatuurkenners en taalkundigen zich verbeten ingraven in de loopgraven van het academisch gelijk.

Laten we in plaats daarvan eens een loot van de geesteswetenschappen onder de loep nemen, mijn eigen vakgebied, de regiostudies en waar nodig de hand in eigen boezem steken.

Regiostudies zijn die studies die overwegend één gebied (vaak ook één staat, en dat is problematisch want drie maal raden wie er dan graag geld in stopt) bestuderen in de eigen historische, linguïstische en culturele context. Vaak verward met taalstudies, maar zoals menig student helaas te vaak ontdekt, geen pretstudies, maar academische opleidingen die meer van een student vergen dan woordenlijsten uit het hoofd leren.

Regiostudies zijn rare dieren. Niet elke regio met een eigen studie is namelijk een regiostudie. Regiostudiesinstituten (zoals hier in Leiden) lijken over het algemeen Azië, het Midden-Oosten en Afrika te bestuderen, maar geen andere regio’s zoals Amerika, Duitsland of Engeland. Die regio’s zijn namelijk disciplinair (geschiedenis en literatuurwetenschappen bijvoorbeeld) ingedeeld. De erfenis van Nederlands koloniale wereldkijk en -rijk wordt tegenwoordig overal gezien, maar hier valt die toch moeilijk te ontkennen. In de onuitgesproken en onzichtbare maar o zo tastbare hiërarchie der academische dingen staat discipline nu eenmaal een paar treetjes hoger dan regio of taalbeheersing.

'De navelstaarderij die dichterbij is dan we denken'

Inhoudelijk is het meeste kolonialisme inmiddels wel weggesleten - het is ook moeilijk je superieur te wanen als je debatten op dezelfde voet voert als de wetenschappers van/in de regio die je bestudeert. Gelijke monniken, gelijke kappen. Daarom is taalbeheersing (en daar versta ik meer onder dan de taal, maar ook een goed deel van de in taal vormgegeven werelden) ook cruciaal.

Dit zou een mooi pleidooi voor de regiostudies kunnen worden, maar laten we het ook hebben over de minder mooie kanten. Over de navelstaarderij die dichterbij is dan we denken, ook al bloeit het transregionale onderzoek. Ook dat slijt wel mettertijd - en ik hoop zonder de buitenissigheden van de verschillende regiostudies op te geven.

Een serieuzer probleem is de praktische gelijkstelling van begrijpen en begrip hebben voor. Lange blootstelling aan een regio (vaak in een taal die door de eigen maatschappelijke omgeving ook niet wordt beheerst) leidt tot beroepsdeformatie waarbij een half gehoord woord genoeg is om het discours en het belang ervan te duiden. Het leidt ook nogal eens tot een vergoelijkend begrijpen dat ongezien overgaat in begrip.

Daar zitten trouwens ook onvermijdelijk egoïstische kanten aan, want de regiowetenschapper is meer dan de meeste wetenschappers gebonden aan het object van studie door middel van visa, verblijfsvergunningen, lokale goodwill en toestemmingen. En afhankelijkheid maakt kwetsbaar. De praktijk laat zien dat het dan niet altijd makkelijk is de eigen weg te blijven bewandelen.

Deze belangenverstrengeling is misschien het duidelijkst bij de -talige- bestudering van repressieve regimes: Zimbabwe, China, Saudi-Arabië, (Wit-)Rusland, Venezuela of Noord-Korea. Dit is helaas geen uitputtende lijst.

De combinatie van anti-koloniale strijdbaarheid - waarvan de wetenschappelijke onderbouwing soms te wensen overlaat -, afhankelijkheid van de staat bij veldonderzoek, en een beroepsgedeformeerde tunnelvisie die het land in kwestie unieker en dus onbegrepener laat lijken dan het is, geven begrijpen het laatste fatale duwtje richting begrip hebben voor. Het een sluit het ander overigens niet uit. Het is prima mogelijk om een ethisch gecompromitteerd begrip te hebben dat wel correct is.

'Er ontstaat een gapende kloof tussen de regiowetenschappers en de maatschappij die hen negeert'

De maatschappelijke en institutionele uitsluiting die de geesteswetenschappen ten deel is gevallen, want zo ernstig is het onderhand wel als het gaat om aanzien, facilitering, fondsen, plekken aan de tafels waar beslissingen worden genomen, en plekken om onderzoek te doen (behalve natuurlijk de UB!), versterken dit proces alleen maar, met als gevolg een wijder gapende kloof tussen de regiowetenschappers die het echt beter weten en de maatschappij die hen negeert.

En dan krijg je rare dingen, zoals de notie dat onderdrukking en geweld gepleegd door een landgenoot altijd te prefereren is boven dat gepleegd door een vreemde mogendheid. Geweld aangedaan door een land-/cultuur-/religiegenoot is historisch en cultureel te begrijpen, wat leidt tot begrip. En een visum. Wordt het aangedaan door een buitenstaander dan is dit ipse facto methodologisch gecodificeerd als ontoelaatbaar, waardoor de poging tot begrijpen zelf al een overtreding op de gedeelde gevoeligheden van het vakgebied in kwestie is.

Nou, dat viel tegen.

Als u denkt dat ik overdrijf, vorm uw eigen oordeel en houd de regiostudies aangaande conflictzones en dictaturen maar eens tegen het licht.
Mijn conclusie: we maken het politici en bestuurders soms wel heel makkelijk om de geesteswetenschappen in een hoekje te drukken.


Remco Breuker is hoogleraar Koreastudies