Columns & opinie
Waarom niemand kan plannen
Marit de Roij
donderdag 6 juni 2019

Begin februari had ik een scriptieseminar waarin onze docent een wel heel bijzondere uitspraak deed. Nu zijn scriptieseminars sowieso bijzondere bijeenkomsten – zo maakte ik ooit mee hoe een docent begon met het fotograferen van alle studenten ‘want anders leer ik die namen nooit’ en was ik een andere keer getuige van de nog-net-niet-publiekelijke executie van een studente die een maand voor de deadline nog niets aan haar scriptie had gedaan waarna alle anderen prompt de wildste vorderingen verzonnen, dus verbaasd was ik allerminst.

Het ging over onze research design essays, die begin juni moesten worden ingeleverd. ‘Als je tegen die tijd merkt dat je het niet af gaat krijgen, mail me dan even, ik heb veel liever dat je een week later een weldoordacht essay inlevert dan op tijd een broddelwerk’, zei hij. Voor de onoplettende lezer: tussen begin februari en begin juni zitten vier maanden. Waaronder, in ons geval, een collegevrije periode van zeven weken. Er wordt dus al bij voorbaat van uitgegaan dat we niet kunnen plannen.

En dat kunnen we ook niet.

Ik zit nu in Oxford tussen de knappe koppen en ik viel in het eerste semester al bijna van mijn stoel van de schaal waarop er colleges geskipt en nachtjes doorgehaald worden voor deadlines. Deze studenten zijn ontegenzeggelijk intelligent, maar op tijd beginnen met het schrijven van papers lukt ze gewoon niet. En dus vliegen de hartverscheurende ‘man, ik heb echt wat slaap nodig’-verzuchtingen je om de oren. Ik maakte zelfs mee dat een studiegenoot de ochtend na een deadline uitgerust het lokaal binnenstapte en werd begroet met een gezellige ‘hoe kun jij er altijd zo onberispelijk uitzien? Walgelijk.’ Dit zijn overigens ook de studenten die in groten getale voor een academische carrière zullen kiezen om dan te klagen over de werkdruk, maar dat is weer een ander probleem.

Heel vreemd is het niet dat vaardigheden als goed plannen en monomaan studeren niet meer voldoende worden beheerst. Het ís ook moeilijker om urenlang te blokken en je aan je planning te houden dan dertig jaar geleden. Overal is afleiding, en die afleiding is ook nog eens leuker en geavanceerder dan in de vorige eeuw. Je wilt bijvoorbeeld niet weten in welke uithoeken van het internet ik ben geweest tijdens het schrijven van deze column, die ook best in een halfuurtje af had kunnen zijn.

Garri Kasparov heeft ooit gezegd: ‘Zelfs het besef dat je afgeleid zou kunnen worden, is al afleiding’, en dat was nog voor de tijd van de smartphones.

Onze aandachtsspanne is korter geworden, waar de media rekening mee houden door ons nog kortere filmpjes en artikelen voor te schotelen, waardoor hij alleen maar korter en korter wordt. Ook het onderwijs speelt erop in. We krijgen deadlines voor de verschillende stappen van het scriptieschrijfproces en tussentoetsen omdat grote brokken informatie in één keer toetsen niet meer haalbaar is. Ergens een treurige ontwikkeling. Je gaat een peuter die nog niet kan lopen ook niet ontmoedigen om het te proberen.

De vraag is of het erg is dat zo weinig mensen nog kunnen plannen. Is er in de samenleving van de toekomst behoefte aan mensen die zich aan hun planning houden en zich urenlang kunnen concentreren op één taak, of aan multitaskers die van een heleboel dingen een beetje weten? Ik denk aan beide. En aangezien iedereen tegenwoordig expert is in het laatste hebben alle jongeren die wel kunnen plannen op dit moment goud in handen.

Een geruststellende gedachte. Je hoeft helemaal niet slimmer te zijn dan de rest om beter werk af te leveren, maar je moet gewoon op tijd beginnen. Dus verwijs je eigen smoesjes over beter werken onder druk eindelijk eens naar de prullenbak en reken af met de stress en het schuldgevoel dat je stiekem voortdurend voelt. En niet uitstellen tot morgen.

Marit de Roij studeerde geschiedenis en Russische studies in Leiden en volgt nu een vervolgmaster in Oxford