
De eerste keer dat ik tijdens mijn college Amerikaanse geschiedenis aan de Universiteit Leiden een gitaar tevoorschijn haalde, werden de ongeveer tachtig studenten meteen enthousiast. Sommigen leunden nieuwsgierig naar voren, anderen zakten dieper weg in hun stoel, te cool om zich te laten kennen. Iemand nam zelfs een foto.
‘Ik wil niet alleen over geschiedenis praten’, zei ik tegen hen. ‘Ik wil dat jullie het ook voelen.’
Ik ben opgegroeid op een boerderij in de hoge woestijn van Oregon, in het ruige hart van het Amerikaanse Verre Westen. Mijn droge humor komt niet altijd even goed aan bij Nederlandse Gen Z’ers. ‘Oude liedjes zijn teksten die het verleden belichten’, zei ik, ‘en aangezien jullie een geboeid publiek zijn, nou ja, zullen jullie maar moeten luisteren.’
digitale ‘disruptors’
Ik nam mijn gitaar niet uit wanhoop mee naar college. Voor ons, humanisten, zijn dit moeilijke tijden. In de Verenigde Staten gebruikt president Donald J. Trump federale financiering als wapen om het Amerikaanse hoger onderwijs aan te vallen. De geesteswetenschappen zijn bijzonder hard getroffen.
Al meer dan een kwart eeuw voeren opleidingen in de humanities een achterhoedegevecht tegen een dramatische daling van het aantal inschrijvingen. Eén van de redenen is het stijgende collegegeld, maar de vrije val van de geesteswetenschappen weerspiegelt ook een bredere culturele verschuiving.
Een generatie jonge mensen is volwassen geworden in een tijdperk van ‘dotcom-politici’, digitale ‘disruptors’ en opschepperige miljardairs die adviseren om de stoffige boekenplanken van de geesteswetenschappen te vermijden en in plaats daarvan te leren programmeren.
Ook in Nederland staan de geesteswetenschappen onder druk. Al ruim 25 jaar kampen universiteiten met structurele onderfinanciering. De bezuinigingen van 430 miljoen euro op het onderwijs door het kabinet-Schoof vergroten de druk nog verder, en we maken ons op voor grotere klassen, een zwaardere onderwijslast en minder tijd en geld voor onderzoek.
vechten voor voortbestaan
Aan het Instituut voor Geschiedenis van de Universiteit Leiden, waar ik doceer, ligt de werving van nieuwe collega’s stil. Daarnaast is het sabbatical voor onderzoek voor onbepaalde tijd opgeschort en dekt de jaarlijkse financiering voor onderzoek amper de kosten van een retourticket naar New York.
Er staat veel op het spel bij de komende verkiezingen.
Ironisch genoeg moeten de geesteswetenschappen juist nú vechten voor hun voortbestaan, terwijl de vaardigheden die we studenten meegeven belangrijker zijn dan ooit. De uitdagingen van de eenentwintigste eeuw vragen om collectieve, transnationale en onderling afhankelijke oplossingen. En precies daarvoor zijn de geesteswetenschappen cruciaal, omdat ze ons leren hoe we constructief omgaan met andere culturen, samenlevingen en landen.
Wij bieden onze studenten een fundamentele toolkit voor turbulente tijden: hoe analytisch te denken, kritisch te lezen en argumentatief te schrijven. Onze studenten leren tijdmanagement, zelfdiscipline en probleemoplossing. En het is in de geesteswetenschappen dat studenten zichzelf definiëren door zich bezig te houden met grote vragen als: wat betekent het om burger te zijn? Wat zijn onze collectieve verantwoordelijkheden als mensen? En hoe kunnen we een waardig leven leiden?
Daverend applaus
Toen ik die gitaar meenam naar college, dacht ik er eigenlijk niet zoveel bij na. Ik deed gewoon wat geesteswetenschappers elke dag in de klas proberen te doen: innoveren, creatief zijn, werken aan contact met studenten. Dat lukt niet altijd, maar die dag kreeg mijn vertolking van het lied ‘Weeping Sad and Lonely’ uit 1863, uit de Amerikaanse Burgeroorlog, een daverend applaus.
Vanaf dat moment werd de gitaar een vast onderdeel van mijn colleges. Terwijl we door de Amerikaanse geschiedenis gingen, zong ik een protestlied uit het midden van de twintigste eeuw tegen ongelijkheid (‘This Land Is Your Land’ van Woody Guthrie) en een ballade over de de-industrialisatie aan het einde van die eeuw (‘Youngstown’ van Bruce Springsteen). Ik zong een lofzang uit 1968 op conservatieve waarden (‘Okie From Muskogee’ van Merle Haggard) en een verklaring uit 1975 over de seksuele onafhankelijkheid van vrouwen (‘The Pill’ van Loretta Lynn).
Lied voor lied ontdekten we hoe Amerikaanse songwriters de bepalende ontwikkelingen, conflicten en uitdagingen in de Amerikaanse geschiedenis hielpen benoemen. Het was leuk, maar ook leerzaam. Zoals John F. Kennedy ooit verklaarde: ‘Het leven van de kunsten is verre van een onderbreking of afleiding in het leven van een natie, maar staat juist heel dicht bij het centrum van het doel van een natie – en is een test voor de kwaliteit van de beschaving van een natie.’ Dat geldt ook voor de geesteswetenschappen.
Hand in hand
Vorig semester vroeg ik de studenten tijdens een college over de Afro-Amerikaanse burgerrechtenbeweging om op te staan en elkaars handen vast te houden. We zongen ‘We Shall Overcome’, een klassieker uit de strijd voor vrijheid van de zwarte bevolking. Het is zowel hoopvol als melancholisch, een oproep tot actie die de noodzakelijke pijn lijkt te erkennen die verandering met zich meebrengt: ‘Oh, deep in my heart/ I do believe/ We shall overcome some day.’
Toen het lied afgelopen was, schuifelden de studenten naar buiten. Sommigen keken alweer op hun telefoons, anderen haastten zich naar de dichtstbijzijnde koffiemachine. Ik pakte mijn spullen in en dacht al na over de lezing van de volgende week. Er is weinig tijd voor reflectie tijdens een semester van twaalf weken, en zoals één van mijn doctoraatscommissieleden me ooit vertelde: ‘Als je je leven in semesters telt, gaat het vreselijk snel voorbij.’
Maar één ding is duidelijk: de geesteswetenschappen zijn nu meer dan ooit nodig. En we zullen overwinnen.
William Michael Schmidli is universitair docent bij de opleiding geschiedenis