Zoals alle collega’s bij de Faculteit Geesteswetenschappen (FGW) heb ik het bericht over de financiën ontvangen van het faculteitsbestuur. Ook heb ik het Mare-interview met decaan Mark Rutgers en portefeuillehouder bedrijfsvoering Saskia Goedhard gelezen. In beide wordt toegelicht dat FGW, andere faculteiten en de Universiteit Leiden als geheel de komende jaren een begrotingstekort verwachten. Dit is overigens het geval bij alle Nederlandse universiteiten.
Vooropgesteld, ik ben het volledig met het faculteitsbestuur eens dat medewerkers recht hebben op deze informatie en dat er een belangrijke periode met mogelijk moeilijke beslissingen aankomt. Ik las als vakbondsfunctionaris van de FNV en faculteitsraadslid echter ook met enige verbazing de toelichting met de oorzaken voor deze te verwachten tekorten.
Loonsverhoging
In het bericht, het interview en de woorden van de decaan bij de opening van het facultaire jaar worden, naast andere oorzaken, de stijgende loonkosten door de cao, een loonsverhoging van 9 procent, als belangrijk aangemerkt.
Dit is blijkbaar ook een gedeeld beeld bij de Nederlandse universiteiten. Op het intranet van de Rijksuniversiteit Groningen postte drs. Wouter Heinen, portefeuillehouder Middelen, Privacy en Informatisering in het bestuur van de Faculteit der Letteren een blog met de titel: ‘Nieuwe cao-stijging: een welkome compensatie of molensteen om onze nek?’ Hij schrijft: ‘Mijn grote vraag is nu welk belang de vakbonden dachten te dienen met deze looneis.’
Laat ik die vraag beantwoorden: de vakbonden dienen de belangen van alle universitaire medewerkers, dus ook die van drs. Heinen. Dit doen de vakbonden met tomeloze inzet waarbij zij onder andere strijden voor een eerlijk salaris.
Daarnaast worden de cao-eisen elk jaar opgesteld in overleg met alle vakbondsleden. Daarbij is de inzet dat medewerkers er niet in koopkracht op achteruitgaan. Dit lukt net met de huidige looptijd van 15 maanden en een loonsverhoging van 9 procent. De vakbonden hebben daarom ook nu al een collectieve reactie gepubliceerd op deze geluiden bij de verschillende Nederlandse universiteiten.
Het is belangrijk om te benoemen dat een groot gedeelte van de loonsverhoging vergoed wordt door de bijdrage vanuit het Rijk. Het beeld dat de cao-loonstijging zou zorgen voor enorme toename in de kosten is dus te simpel. Daarnaast wordt in de kritiek op de zogenaamde ‘molensteen’ vergeten dat er twee partijen aan de tafel zitten bij de cao-onderhandelingen: de vakbonden en de Universiteiten van Nederland.
Achteraf klagen
De UNL heeft unaniem ingestemd met de nieuwe cao en dat, zoals de vakbonden stellen, ‘sommige werkgevers achteraf nu gaan klagen is niet bepaald chic en simpelweg te laat’. Er wordt te makkelijk over het feit heen gestapt dat, terwijl universiteiten te maken zullen krijgen met financiële uitdagingen door stijgende (energie)kosten en dalende studentenaantallen, veel van onze collega’s in de lagere salarisschalen al veel langer met financiële uitdagingen worden geconfronteerd. En zij hebben in het algemeen minder reserves.
Hiermee wil ik zeker niet zeggen dat ons faculteitsbestuur hier geen oog voor heeft, maar dit komt niet tot uitdrukking wanneer de uitkomst van de cao-onderhandelingen constant als één van de belangrijkste redenen voor het begrotingstekort wordt genoemd: ‘We hebben te maken met teruglopende studentenaantallen, loonstijgingen door de nieuwe cao, inflatie en minder promoties.’
Overigens, zolang ik al werk bij FGW wordt er geroepen dat de studentenaantallen het volgende jaar zullen teruglopen. Als ik het onderwijsdashboard mag geloven bestaat de instroom bij Geesteswetenschappen inmiddels uit 1.603 bachelorstudenten. Het is voor 1.404 studenten hun eerste bachelor (wat belangrijk is voor de te ontvangen financiering). In het afgelopen jaar bedroegen die getallen respectievelijk 1.597 en 1.372. Daarnaast is de inschrijving voor de master in het eerste semester 720 studenten ten opzichte van 747 in vorig jaar. Echter, het is nu voor 663 studenten de eerste master (tegen 657 vorig jaar).
Toen decaan Rutgers door Mare werd geconfronteerd met kritiek op het oppotten van de facultaire reserves van ongeveer 11 miljoen euro, antwoordde hij: ‘De opmerkingen waren terecht en kregen we niet alleen van de raad maar ook van het college te horen. Maar nu, achteraf, ben ik blij. Anders hadden we maar één jaar de tijd gehad om bij te sturen.’
Dit is te kort door de bocht. Het benodigde weerstandvermogen is 5 procent van de begroting, ongeveer 4,3 miljoen euro. Zeker, het ligt in de lijn der verwachtingen dat het op enig moment economisch slechter gaat, maar om die reden bijzonder veel geld oppotten oftewel niet investeren is moeilijk te rijmen met goed en efficiënt bestuur.
Werkdruk
Zo had, zonder inbreuk te maken op het weerstandsvermogen en nog steeds meer dan een jaar de tijd te hebben ‘om bij te sturen’, een deel van de reserve gebruikt kunnen worden om de enorme werkdruk te verlagen. Dit had mogelijk tot minder ziekte en uitval geleid zoals bijvoorbeeld bij het ambtelijk secretariaat, waardoor er vanuit Omix Flex tijdelijke medewerkers ingehuurd moesten worden, een bijzonder prijzige opgave. Mogelijk had het wetenschappelijk personeel met werkdrukverlaging meer (werk)tijd gehad voor het meedingen naar (meer) onderzoek beurzen met (mogelijk) meer succes. Hoe dan ook, laten we vaststellen dat 11 miljoen euro meer dan het dubbele van het gewenste weerstandsvermogen voor een gezonde bedrijfsvoering is.
Het spreekwoord zegt het al: ‘It takes two to tango.’ Na maar liefst zeven onderhandelingsrondes met de vakbonden hebben de universiteiten unaniem ingestemd met de huidige cao en daarmee ook met de loonstijging. Dan is het te makkelijk om die nu te gebruiken als argument voor mogelijke bezuinigingen. En ja, er komen inderdaad moeilijke beslissingen aan, maar laten wij die wel nemen op basis van alle informatie en een goed beeld van waar de tekorten nu precies vandaan komen.
Arnout van Ree is docent bij International Studies, vakbondsfunctionaris van de FNV en faculteitsraadslid bij Geesteswetenschappen