Onlangs publiceerde Mare meerdere artikelen over mogelijk wangedrag en genderdiscriminatie aan de faculteit Archeologie. Dit was naar aanleiding van het nieuws dat er een onderzoek liep naar professor Corinne Hofman en haar partner Menno Hoogland, die beschuldigd werden van wangedrag. In een van deze artikelen meldt een anonieme onderzoeker dat ‘seksisme zo wijdverspreid is dat het voor vrouwen nog altijd moeilijk is om erkend te worden in alledaagse gesprekken’. Zeven oud-studenten en (oud)-medewerkers sloten zich hierbij aan.
In een ander artikel beweren acht vrouwelijke wetenschappers van diezelfde faculteit dat ‘er op onze faculteit géén Andrew Tate-achtige vrouwonvriendelijke monsters rondlopen, maar hardwerkende en gepassioneerde academici’.
Het is dus de vraag of er sprake is van stelselmatige genderdiscriminatie aan de Universiteit Leiden of dat het hier gaat om geïsoleerde incidenten of misschien zelfs overdrijvingen.
In april 2024 publiceerde de Nederlandse Arbeidsinspectie het rapport Arbo in Bedrijf Special: Psychosociale arbeidsbelasting universiteiten. Daaruit bleek dat 54 procent van de ongeveer 9.000 respondenten aan veertien Nederlandse universiteiten in de afgelopen twee jaar te maken heeft gehad met ongewenst gedrag in de categorieën agressie en geweld, seksuele intimidatie, pesten, discriminatie en wetenschappelijk ongewenst gedrag (bijvoorbeeld het onterecht claimen van auteurschap of het niet nakomen van gemaakte afspraken voor promotie).
Alle vormen van ongewenst gedrag werden beduidend vaker gemeld door vrouwen. Dit wijst erop dat zowel ongewenst gedrag als genderdiscriminatie nog steeds voorkomen op Nederlandse universiteiten. Het rapport bevat echter geen gegevens per universiteit. Zou het kunnen dat de Universiteit Leiden een positieve uitschieter is?
Naar mijn mening is dat onwaarschijnlijk. Zo vertelde iemand tijdens een vergadering over de arbeidsomstandigheden van personeel aan mijn instituut dat er in sommige Europese landen tijdens wervingsprocedures rekening mee wordt gehouden of vrouwelijke kandidaten kinderen hebben. Hiermee wordt erkend dat vrouwen met extra uitdagingen te maken hebben wanneer zij in deze periodes wetenschappelijke output publiceren en produceren.
Maar een van mijn collega’s, een vrouw nota bene, reageerde dat dit oneerlijk was, met als argument dat persoonlijke levenskeuzes geen invloed zouden mogen hebben op werkprestaties. Iemand anders stelde de vraag of het wel verstandig is om een overwerkcultuur te bevorderen die vrouwen dwingt om te kiezen tussen een carrière en een gezin, waarop een andere collega antwoordde dat je de positie misschien helemaal niet verdient als je niet bereid bent om er hard genoeg voor te werken.
Hoewel veel collega’s het niet eens waren met deze opvattingen, wijst dit voorbeeld toch op twee belangrijke problemen: ten eerste dat het idee dat je moet overwerken om een positie in de academische wereld te verdienen nog steeds heerst aan de Universiteit Leiden, en ten tweede dat sommige vrouwelijke academici dit ideaal mogelijk actief in stand houden.
Maar waarom is dit zo?
Ik denk dat het gedeeltelijk te wijten is aan onze werk- en prestatiecultuur waarin het binnenhalen van beurzen en het schrijven van zoveel mogelijk artikelen de belangrijkste voorwaarden zijn voor succes. In deze cultuur wordt verwacht dat je veel overwerkt en je eigen belangen boven die van anderen stelt. Daarnaast wordt sterk en dominant gedrag – dat vaak wordt geassocieerd met traditionele mannelijke waarden – beloond.
Een collega zei ooit dat je je vroeger ‘als een man moest gedragen’ om succesvol te kunnen zijn in de academische wereld. En zij is niet de enige die er zo over denkt. In een recent onderzoek (Academics as Superheroes: Female academics’ lack of fit with the masculine stereotype of success limits their career advancement, British Journal of Social Psychology) bleek uit een enquête onder bijna vierduizend academici van alle Nederlandse universiteiten dat zelfvertrouwen, zelfgerichtheid en concurrentievermogen beschouwd worden als kenmerken van de stereotype succesvolle academicus.
Vrouwelijke academici gaven aan het sterkst af te wijken van dit stereotype, wat in verband werd gebracht met een lagere werkbetrokkenheid, carrièrezelfvertrouwen en carrière-identificatie, en met meer stress en een sterkere wens om hun baan op te zeggen.
Vrouwelijke academici gaven aan het sterkst af te wijken van dit stereotype, wat in verband werd gebracht met een lagere werkbetrokkenheid, carrièrezelfvertrouwen en carrière-identificatie, en met meer stress en een sterkere wens om hun baan op te zeggen.
Als deze stereotypen historisch geworteld zijn in de Nederlandse universiteiten en daar nog steeds de verwachtingen bepalen, zijn we misschien geconditioneerd om te geloven dat dergelijk gedrag nodig is om de top te bereiken in de academische wereld. Zou dit de reden kunnen zijn dat sommige mensen de aanhoudende genderdiscriminatie in onze werkomgeving niet herkennen? En zou dit kunnen verklaren waarom de acht wetenschappers van Archeologie de gedragingen niet als genderdiscriminatie zien?
Hoewel er al veel vooruitgang is geboekt en er steeds meer positieve voorbeelden zijn van gendergelijkheid, is er nog steeds een grote omslag nodig in de werkcultuur en mentaliteit om daadwerkelijk gelijkheid voor vrouwen in de academische wereld te bereiken. Het is belangrijk dat deze verantwoordelijkheid serieus wordt genomen door het bestuur, hoogleraren en al het personeel.
Daarom moeten we ons richten op het creëren van een inclusieve omgeving voor alle werknemers, waarin rekening wordt gehouden met privélevens en ‘levenskeuzes’, zoals het combineren van een academische carrière met kinderen opvoeden of zorgen voor een zieke ouder. En vrouwelijke academici die de top hebben bereikt in moeilijkere tijden zouden een voorbeeldfunctie moeten vervullen voor de jongere generatie en hen juist moeten helpen, in plaats van te verwachten dat zij net zo hard werken om dezelfde posities te verdienen.Uiteindelijk zou dit zelfs kunnen leiden tot betere/meer wetenschappelijke resultaten. Recente studies (Randel, 2018, Human Resource Management Review) toonden namelijk aan dat een inclusieve werkomgeving leidt tot meer creativiteit en minder stress.
De auteur (bekend bij de redactie) is werkzaam als universitair docent in Leiden