Columns & opinie
Nooit was ik zo onder de indruk van een docent
‘I love Auschwitz’, zei ze opgewekt. Een extreem ongemakkelijke opmerking, maar ze bedoelde het niet kwaad. Het deed me denken aan ‘dat ene college’.
Ivo Verseput
donderdag 13 februari 2020

Deze week vertelde iemand in een werkgroep dat ze na een collegereeks alle opgedane kennis kon lozen. ‘Vak gehaald, punten binnen, weg ermee.’ Ik herkende mijzelf in haar verhaal, de stapel gelezen wetenschappelijke artikelen en boeken zou de lichaamslengte van een gemiddelde student overstijgen. En dat samen met alle uren aan hoorcolleges, voorbereid en gegeven door enthousiaste hoogleraren – een enorme zee aan informatie die in kalme golfjes aanspoelt maar als een waterval weer kan verdwijnen.

Bij studeren gaat het gelukkig niet om wat je allemaal weer vergeet, maar om wat er overblijft. Toen ik dit jaar een goede vriend in Bournemouth bezocht, bleek dat ook in een lokale kroeg nuttig te zijn. Ik vertelde aan een mooie Portugese studente dat ik geschiedenis studeerde, waarop ze aangaf dat ze zo geboeid was door de Tweede Wereldoorlog.

I love Auschwitz’, zei ze opgewekt, terwijl ze zich over haar gin-tonic boog. Een extreem ongemakkelijke opmerking, maar uit het vervolg bleek dat ze het niet kwaad had bedoeld, het concentratiekamp fascineerde haar, en ze had er buitengewoon veel over gelezen. Of ze Kraus misschien kende.

Het deed me namelijk denken aan ‘dat ene college’, gegeven door historicus Bart van der Boom, in een reeks met als onderwerp de deportatie en vernietiging van de joodse gemeenschap in Nederland tijdens de Duitse bezetting.

Van der Boom las een hoofdstuk voor uit Primo Levi’s Is dit een mens. Daarin beschrijft de Auschwitz-overlevende hoe hij na een werkdag in de plenzende regen een droom verzon om een medegevangene met de naam Kraus te troosten. In zijn toekomstbeeld zaten de twee in Italië aan een tafel vol eten, de bedden lagen lekker en de nacht was warm.

‘Arme, onnozele Kraus’, schrijft Levi. ‘Als hij eens wist dat er niets van waar is, dat ik helemaal niet van hem heb gedroomd, dat ook hij niets voor me is, op één kort ogenblik na, niets, zoals alles hier niets is, behalve de honger in je en de kou en de regen om je heen.’

Niet eerder en nooit daarna was ik zo onder de indruk van de betrokkenheid en oprechte ontroering van een docent, die de literatuur inzette om het onbevattelijke te duiden. In het Nederlands Dagblad lees ik dat Primo Levi streed tegen het in zijn ogen ergst denkbare: dat de mens zou vergeten wat er in de kampen is gebeurd.

Mensen als Bart van der Boom strijden met verve tegen dat doemscenario.

Ivo Verseput is student geschiedenis