Columns & opinie
Na twee weken quarantaine weet ik het zeker: mijn kat houdt niet van me
In het pre-corona tijdperk, stond ze me altijd op te wachten bij de deur. Nu is mijn kat nooit meer écht blij om me te zien.
Benjamin Sprecher
maandag 6 april 2020

Enige jaren geleden publiceerde de New York Times een essay, A Man and His Cat, door Tim Kreider. Het is een prachtig stuk, dat begint met ‘I lived with the same cat for 19 years – by far the longest relationship of my adult life.’ Vervolgens beschrijft Kreider heel herkenbaar en misschien ook een beetje pijnlijk alle manieren waarop de kat zijn leven beheerst.

Wat me nu aan dat stuk deed terugdenken, en de essayist had hierbij vast geen wereldwijde pandemie in gedachte maar toch, was de slotzin: ‘A man who is in a room with a cat – whatever else we might say about that man – is not alone.’

Als ik na online college (laten we eerlijk zijn, beter dan niets, toch verschrikkelijk) mijn laptop dichtklap en uitgeput op de bank neerplof is daar Guinness. Niet het bier, maar mijn kat, die vroeger in een studentenhuis woonde en zo heet omdat bij het uitkiezen van haar naam bier in het spel was.

Ik heb geen online vergadering of werkgroep gehad waar ze niet even haar aanwezigheid moest doen gelden door voor mijn laptop heen en weer te lopen. Fantastisch.

En het is ook niet dat ik de enige fan ben van Guinness. Mijn buurvrouw kwam altijd de kat voeren als ik op vakantie was, of naar een conferentie, of gewoon even thee drinken en Guinness aaien. Ze is een Instagram-account gestart (Lady Lusus Naturae Guinness). Ondertussen heeft mijn kat 207 volgers – meer dan ik heb op Twitter.

En ik weet zeker dat mijn kat mij ook leuk vindt. Als ik van plek verander, loopt ze mee. Als ik ga slapen ligt ze bovenop me. Ze spint. Ze miauwt. Voor andere mensen zijn het willekeurige miauwtjes, maar ik weet precies wat ze bedoelt. Zo zou ik een hele column kunnen vullen.

Maar toch.

Als er een ding is wat mij heeft beziggehouden, is het, naast de NOS-liveblog, wel de tamelijk ambigue reactie van mijn kat op mijn constante aanwezigheid.

De afgelopen paar weken, wat het verder ook voor chaos heeft gebracht, het heeft me ruim de gelegenheid gegeven om de relatie van mijn kat met mij aan nadere inspectie te onderwerpen. Vroeger, in het pre-corona tijdperk, stond ze me altijd op te wachten bij de deur. En het eerste uur dat ik thuis was, kreeg ik constante kopjes en beledigde miauwtjes. Heel schattig.

‘Wat ik vroeger zag als geluk, zie ik nu voor wat het is: ze is blij dat er iets gebeurt, maakt niet uit wat’

Maar goed. Nu kom ik niet meer thuis. Nu ben ik thuis.

En nu is de kat nooit meer écht blij om me te zien. Dit is wat het beestje doet: soms slaapt ze in de linkerhoek van de bank. Soms slaapt ze in de rechterhoek. Soms slaapt ze op mijn schoot. En een á twee keer per dag gaat ze op onderzoek uit, om te kijken of er iets in huis veranderd is. Er is nooit iets veranderd. Dan valt ze weer in slaap.

Wat ik vroeger interpreteerde als geluk om mij te zien, zie ik nu voor wat het is: ze is blij dat er eindelijk iets gebeurt, maakt niet uit wat.

Omdat ik vlak voor de pleuris losbrak uit Noord-Italië was teruggekomen had ik mezelf twee weken in quarantaine gezet. Toen ik weer mijn huis verliet en een rondje door de stad liep, vond ik een koffietentje dat aan take-away deed. Ik ben nog nooit zo gelukkig geweest met een cappuccino.

Daarna ging ik weer naar huis, waar ik in de linkerhoek van de bank ging liggen en wegdommelde. Rechts was al bezet. Twee huisdieren naast elkaar.

 

 Benjamin Sprecher is onderzoeker bij het Centrum voor Milieuwetenschappen