
Opeens zag ik het citaat overal opduiken: ‘De oude wereld sterft, en de nieuwe wereld worstelt om geboren te worden; nu is de tijd van monsters.’
Toegeschreven aan de gesel van de scriptiebegeleider, Antonio Gramsci, wiens notie van culturele hegemonie zo vaak verhaspeld wordt in goedbedoelde maar slechte uitgevoerde besprekingen van theorie.
Maar het is een prachtig citaat, beeldend en krachtig verwoord, en overtuigend.
Bijna dan, want ik vermoed dat de overgang van de ene tijd naar de andere (als er al zoiets expliciets is) pas wordt opgemerkt als deze voorbij is en deels achteraf wordt geconstrueerd. En het blijkt altijd verleidelijk om je eigen tijd te zien als uitzonderlijk bezwaard met moeilijkheden, misère en monsters, maar meestal is dit een geval van presentistische hypochondrie.
Je denkt dat je nu aan van alles lijdt als samenleving waar je vroeger nooit aan leed, maar het valt allemaal wel mee als je de feitelijkheden maar wat beter zou kennen. Niet dat het vroeger zo leuk was, het was gewoon altijd al kut.
Dus of dit nu echt meer een tijd van serieuze transitie is dan de jaren voor of na ons, weten we pas als we erdoorheen zijn. Oude werelden sterven altijd, nieuwe werelden worstelen constant om geboren te worden en meestal te midden van negeren en stilte.
Die monsters, echter, die zie ik wel.
Ik associeer ze alleen niet met overgangsperiodes. Monsters zijn van alle tijden. Kijk even om je heen en je ziet er genoeg. Maar niet alleen monsters. Nu is ook de tijd van de schlemielen, de tragische types die met bewonderenswaardige consistentie altijd net het verkeerde doen.
Nee, ik bedoel hier niet de narcistische talkshowmisters voor wie empathie een teken van zwakte is, medemenselijkheid een vies woord en wier ego alle anderen in dezelfde ruimte subiet de wil tot leven ontneemt – die schaar ik onder de monsters.
Ik doel hier wellicht op onszelf. Als we inderdaad in een tijd zitten waarin The World As We Know It fundamenteel aan het veranderen is, vermoed ik dat we de neiging hebben onszelf te zien aan de goede kant van de verandering.
Wij zagen het aankomen, we konden er wellicht niets aan doen, maar we doen het er maar mee. We zijn overgangsfiguren die het goede behouden en het nieuwe omhelzen. Of wellicht zien we onszelf als diegenen die met man en macht de status quo, het ancien régime, verdedigen, nobel ten onder aan het gaan in een tsunami van onbegrijpelijk nieuwbakkenheden. Het mooist natuurlijk is als je jezelf als de incarnatie van de toekomst kunt zien: de apocalyptische techbro’s uit Silicon Valley bijvoorbeeld. Hoe dan ook, je was erbij en je deed mee.
Maar wie is eerlijk en ziet zichzelf nu als een schlemiel? Geen hoogvlieger uit een nu klassiek geworden periode, geen profeet van de toekomst of voorloper van een nieuwe tijd, maar achteraf bezien een onverbeterlijke sukkel. Zelfs geen min of meer gedwongen belichaming van die nieuwe tijd, maar iemand die vlees noch vis is, thuis in wat al verouderd en half verdwenen is (en zelfs daar niet helemaal thuis), verdwaasd, geschrokken en verontrust over wat aangekondigd wordt te komen en dat wat er al onaangekondigd is. Slachtoffer van alles wat verandert, balling uit het verleden, zwerver in het heden en vreemdeling in de toekomst.
Zouden de meesten onder ons niet in die categorie vallen, aanmodderaars in een wereld die rap complexer en onbegrijpelijker lijkt te worden? (Ook dat valt wel mee, kun je zeggen, maar dat is hetzelfde als iemand die verongelukt is in een Cessna vertellen dat de vliegramp in Faro toch echt erger was – nettoresultaat identiek.)
Hoe groot onze verdiensten nu ook mogen zijn, toch voorbestemd om vergeten te worden, noch een bekroning van een voorbij verleden noch een aankondiging van wat komen gaat. Tegelijkertijd een schlemiel en een schlimazel (als ‘een schlemiel iemand is die de soep morst dan is de schlimazel degene waarop die morst’), iemand die de soep over zichzelf morst.
De oude wereld sterft wellicht, en de nieuwe wereld worstelt misschien om geboren te worden; nu is de tijd van monsters, maar vooral van schlemielen. Was getekend, een schlemiel.
Remco Breuker is hoogleraar Koreastudies