Columns & opinie
Het corps bashen is natuurlijk altijd prijs, maar we zijn diverser dan je denkt
Bij het streven naar diversiteit op basis van onbelangrijke kenmerken zoals huidskleur, sekse, gender en geaardheid, wordt een belangrijker vorm van veelzijdigheid over het hoofd gezien: diversiteit in doen en laten.
Ivo Verseput
woensdag 10 februari 2021

‘Wat nou’, schrijft Folia-columnist Dan Afrifa,‘als ik eens vertel dat blonde jongens je leven kunnen verrijken?’

Ik zou instemmend knikken, want ik was al gek op blonde jongens toen ik De schippers van de Kameleon verslond.

De columnist raadt studenten aan om vrienden te zoeken die niet (letterlijk) op hen lijken. In zijn geval zijn dat mensen met een lichte haar- en huidskleur. Hij waarschuwt: ‘Val niet voor de verleiding het te makkelijk voor jezelf te maken, zoals iedereen die bij het corps gaat. Je laat een wereld liggen door jezelf tijdens je studententijd louter te omringen met mensen die jouw interesses en wereldvisie delen.’

Richting de oudste verenigingen van ons land is het onbeperkt vuren met een altijd-prijs-garantie, maar het generaliseren van iedereen die bij het corps gaat is een misvatting, al was het in dit geval maar om het bestaan van de groep studenten die lid wordt juist óm zich in een nieuwe kring te begeven. Zoals een (blonde!) vriend die laatst vertelde te hopen dat zijn jongere zusje zich ook zal inschrijven bij een vereniging, zodat ze in aanraking komt met een cultuur die sterk verschilt van die van hun opvoeding.

Het is daarnaast onterecht dat deze columnist het corps voorstelt als een plek waar studenten met precies dezelfde interesses hun al even overeenkomstige wereldvisie delen: een hardnekkig vooroordeel. De jongens en meiden die ik er door de jaren heen heb leren kennen waren over het algemeen breed geïnteresseerd, ruimdenkend en bovenal ambitieus.

‘De jongens en meiden die ik er ken, stemmen met evenveel overtuiging links, rechts of iets ertussenin’

Ze studeerden van alles – niet alleen rechten – en ontwikkelden zich daarnaast op vele andere gebieden.

Ze verzonnen bordspellen, maakten radio, hielpen vluchtelingen op Lesbos, speelden in musicals, zaten in bandjes, leverden indrukwekkende sportprestaties, hadden zitting in een gemeenteraad, tapten bier in Leidse kroegen, gaven bijles aan buurkinderen, schreven boeken, maakten films, presenteerden, acteerden, fotografeerden, konden zweefvliegen, voorzagen voetbalwedstrijden van commentaar, waren reservist bij Defensie, leerden verdienstelijk koken of bakken, zamelden op talloze manieren geld in voor uiteenlopende goede doelen, doceerden in het basis-, voortgezet- en universitair onderwijs, deden allerlei vrijwilligerswerk en stemden al naar gelang hun ‘wereldvisie’ met evenveel overtuiging links, rechts of iets ertussenin.

Door het ver opgevoerde diversiteitsstreven aangaande in essentie onbelangrijke kenmerken zoals bijvoorbeeld uiterlijk, maar ook sekse, gender en geaardheid, wordt een belangrijker vorm van veelzijdigheid soms over het hoofd gezien: diversiteit in doen en laten.

Het was verrijkend om ze te leren kennen, al die verschillende mensen op wie ik aanvankelijk zo dacht te lijken. De wereld die ik daardoor volgens de Folia-columnist heb laten liggen, ken ik misschien niet. Maar wat zeker is: ik kreeg er eentje bij.


Ivo Verseput studeert Nederlands