Amerika heeft Europa net tot object van regimeverandering verklaard en het rapport-Wennink laat geen ruimte over voor de geesteswetenschappen. Reden te over om de alarmklokken te luiden - in Europa, in Nederland, aan de universiteiten, in geesteswetenschappelijk land, bij onze opleidingen, op de gang waar onze kamers zich bevinden.
Niets daarvan echter.
Slechts een juichkreet van de universiteit op de website dat ‘de Universiteit Leiden en het Leiden Bio Science Park (…) een belangrijke bijdrage (kunnen) leveren aan het verdienvermogen van Nederland’. Niets mis mee om blij te zijn met erkenning van buitenaf, ware het niet dat dit symptomatisch is voor wat er mis is met onze universiteiten in het algemeen: het vieren van succes van de universiteit als brand en het negeren van de universiteit als ondefinieerbaar en oncategoriseerbaar organisme dat onderwijst, onderzoekt, maatschappelijke bijdragen levert en dat in allerlei vakgebieden en op allerlei manieren doet, ook als de schijnwerpers steevast de andere kant uit staan gericht. Dat die schijnwerpers eens wat om zich heen moeten gaan schijnen, is een kwestie van lijfsbehoud geworden voor sommige vakgebieden en disciplines.
Het is al langere tijd Uur U voor de geesteswetenschappen, waar de extreemrechtse overtuigingen dat deze tak van academisch onderzoek alleen maar extreemlinkse, onpraktische, gepolitiseerde en hypocriete nepwetenschap voortbrengt mede dankzij de moties van gezellige borrelliberalen (over ‘pretstudies’, en zo) breed in de samenleving heeft postgevat.
De bezuinigingen slaan hard toe, studentenaantallen nemen af, en van enig coherent - of zelfs maar zichtbaar - beleid van de universiteit om het belang van de geesteswetenschappen te benadrukken lijkt geen sprake.
Wat de zaken niet makkelijker maakt is, om de hand ook maar even in eigen boezem te steken, dat er al jarenlang inderdaad óók (met de nadruk op: óók) vooringenomen uitspraken en studies worden gedaan en dat er ten onrechte heilig verklaarde huisjes zijn die niemand omver durft te trappen. Als er in de bètahoek te makkelijk onderzoek met de fossiele industrie wordt gedaan (‘we kunnen echt niet zonder’), dan zijn alfa’s te vergevend ten opzichte van hun eigen existentiële voorkeuren (‘we kunnen echt geen mens zijn zonder deze voorkeuren als onwrikbaar axioma’). Net zoals we wél zonder de fossiele industrie kunnen (maar dat zal ingrijpende gevolgen voor wetenschap en maatschappij hebben), kunnen we ook zonder deze onwetenschappelijke vooringenomenheden (maar ook dat kan ingrijpende gevolgen voor de geesteswetenschappen en maatschappij hebben) die van onze politieke voorkeuren wetenschappelijke feiten lijken te maken.
Een voorbeeld?
De mij verrassende nadruk op het zonder meer verwerpen van zelfbewapening tijdens de laatste Nationale Hogeronderwijstaking. Ik leer graag Russisch (of Engels for that matter), maar dan wel zonder een spijkerlaars in mijn nek die mijn hoofd in de modder gedrukt houdt.
Ik staakte uit gedeelde zorg over de bezuinigingen en hun maatschappelijke impact. Om dit te verbinden met eigen politieke voorkeur (pacifisme, neem ik aan) is niet alleen onverstandig (onverdunde boodschappen zijn krachtiger) maar ook onwetenschappelijk.
Dat jij dit vindt en je toevallig ook wetenschapper bent, maakt wat je vindt geen wetenschappelijk tot stand gekomen oordeel. Dit soort vermenging van ‘wat ik vind’ (waar ik mijn studenten tegen waarschuw) en ‘wat ik kan aantonen’ (wat ik van hen verwacht) is de bijl aan de boom van de geesteswetenschappen. Van welke wetenschap dan ook, geesteswetenschappers staan hierin niet alleen overigens.
Het gaat dus op verschillende fronten fout. Als het nieuwe Amerikaanse buitenlandse beleid en het rapport-Wennink wél iets goed doen (naast ons eenzelfde giftig gebleken mengsel in grotere hoeveelheden in de maag te splitseneden; als antibiotica niet werkt, gewoon méér van het spul erin, lijkt het devies, wat kan er immers fout gaan?) is het de weidse blik die uit beide blikken op de wereld spreekt.
Ik weet het, the grand narrative is met de negentiende eeuw bij het grofvuil gezet, maar we hebben nu een soortgelijk brede blik op verleden, heden en toekomst nodig. Maar wel een waar ruimte is voor de noodzakelijke elementen van leefbare maatschappijen. Daar hoort wetenschappelijke en kritische bespiegeling op de eigen conditie (persoonlijk, maatschappelijk, internationaal) nu eenmaal bij, omdat je hierzonder een enkele reis naar Autocratie Centraal hebt met in plaats van een conducteur een dictator die bepaalt of je mee mag.
Gelukkig nieuwjaar.
Remco Breuker is hoogleraar Koreastudies