Columns & opinie
Hoe in Leiden (bijna) niets voorbijgaat, en alles steeds opnieuw begint
Omdat hij niet met het einde van zijn studentenleven wil worden geconfronteerd, bezoekt een vriend van me Leiden niet meer. Maar hij moet weten: de stad is nog steeds van hem.
Ivo Verseput
donderdag 2 juli 2020

Alles gaat voorbij. Om die reden bekijkt een vriend van me geen oude foto’s, hij wordt daar maar verdrietig van. Aan hem denk ik als ik langs zijn oude kamer wandel, waar het licht nu is aangelaten door een ander.

De vriend is onlangs verhuisd naar de hoofdstad, en zoals het was, sipt hij nu steeds, komt het nooit meer terug. Om niet te veel met het einde van zijn studentenleven geconfronteerd te worden, bezoekt hij Leiden maar niet meer.

Toch vat hij de verandering in zijn leven nog een stuk minder zwaarmoedig op dan François Haverschmidt (1835-1894) dat deed. In een brief over zijn laatste avond als student in Leiden schreef hij: ‘Ik voelde mij zo diep ongelukkig, dat het waarachtig was of mij het bonzend hart zou barsten in den boezem. Ik bad om tranen en kon niet weenen. Zie, ik had mij zoo gansch en al met ziel en lichaam verpand en verkocht en overgegeven aan het studentenleven en bovenal aan de vrienden, die ik onder de studenten had gevonden, dat het voor mij was alsof ik moest sterven, neen, alsof ik levend zou moeten begraven worden, toen ik ook de laatste banden moest afsnijden, die mij hechtten aan mijn wereld.’

‘Ik wil hem zeggen dat 3 oktober hier nu al voorpaginanieuws is, en dat de terrassen naar elkaar toe zijn gegroeid en op hem wachten’

De laatste tijd heb ik de verhuisde vriend wel vaker in mijn hoofd als ik door Leiden struin. Ik wil hem dan vertellen dat de stad ook nog van hem is, en dat blijft, dat hij zichzelf erin kan zien bewegen, precies zoals voorheen. Dat 3 oktober er nu al voorpaginanieuws is, en dat de terrassen verder naar elkaar toe zijn gegroeid, hoe ze uitnodigend op hem wachten. Binnenkort ga ik het hem allemaal zeggen.

Over de gracht glijdt een boot vol ogenschijnlijk onbezorgde jongens, ze hangen als in hun bank, alles om hen heen in deze stad is thuis. Studentenstad Leiden is geen oude foto, moet mijn vriend weten, maar een bruisende constante.

Ik passeer het Academiegebouw, waar nog ontelbare handtekeningen moeten worden gezet. Op een kruk in de Rapenburgerbocht drinkt de pedel een rooie port en daarmee lijkt bewezen dat niet alles hier voorbijgaat, en misschien zelfs wel niets, omdat in Leiden alles steeds gewoon opnieuw begint.


Ivo Verseput studeert geschiedenis