Columns & opinie
Hoe een anarchistische les uit de Atlas van Verdwenen Dwergstaten hoopgevend kan zijn
Ik ga dit academisch jaar eens flink aan mijn innerlijke Jurchen werken. Dit samenraapsel van verstotelingen, vrijbuiters en verdwaalden beheerste namelijk de kunst van het niet-geregeerd worden.
Remco Breuker
donderdag 10 september 2020

The art of not being governed van James Scott (‘Jim’ als je hem zelf kent, zo hoor ik) is wellicht de meest poëtische titel voor een wetenschappelijk werk dat ik ken. Het is een studie van een vaak over het hoofd gezien gebied van 2,5 miljoen km² dat Zomia is gedoopt (overigens door de Amsterdamse historicus Willem van Schendel).

Zomia lijkt zo uit de Atlas van Verdwenen Dwergstaten te komen, maar het is het hoogland tussen Vietnam en Noordoost-India dat het terrein van zeven verschillende staten beslaat. Het is niet het makkelijkst toegankelijke gebied en de gemeenschappen die het bevolken hebben indrukwekkende martiale reputaties - zeker ten aanzien van ongenode gasten. Dat het gebied vaak over het hoofd is gezien is begrijpelijk. En ook de bedoeling.

Het argument dat Jim Scott (ik heb het gevoel dat ik hem goed ken, dus ik hoop dat dat ook telt) ontvouwt in The art of not being governed is eenvoudig, briljant en overtuigend. Hij stelt dat de verschillende gemeenschappen (meestal ‘stammen’ genoemd, want die zijn wild, gevaarlijk en altijd toe aan gedwongen beschaafd worden) in het hoger gelegen en ontoegankelijke Zomia zijn terechtgekomen omdat ze zich actief wilden onttrekken aan staten die hen aan banden probeerden te leggen. Ze waren op de vlucht voor slavernij, oorlog, en ziektes, maar ook voor prozaïsche fenomenen als belasting betalen en corveediensten. Hun manier van leven in Zomia was erop gericht zoveel mogelijk vrijheid voor individu en gemeenschap te bewaren.

De ondertitel van het boek verraadt hoe de schrijver dit zelf in politieke termen zag: An Anarchist History of Upland Southeast Asia. Het boek is een analyse van anarchisme in de praktijk, van gemeenschappen die “statehood” (is daar een goed Nederlands woord voor?) op fundamenteel niveau afwezen en daar de prijs voor over hadden: isolatie van de lager gelegen beschavingen, het vaak ontbreken van een schrijfcultuur, een overlevingseconomie waarin je niet hebt wat je niet zelf produceert, een leven op plekken waar anderen het niet zouden volhouden.

Maar vooral: geen staatsvorm, geen abstracte overheidsstructuur die op de meest ongelegen moment zeer concreet om belasting, soldaten en loyaliteit komt vragen.

‘Hun manier van leven was erop gericht zoveel mogelijk vrijheid voor individu en gemeenschap te bewaren’

Scotts werk heeft mij doen inzien dat er in het noorden van het huidige Noord-Korea en het zuiden van Noordoost-China (of het vroegere Mantsjoerije) een soortgelijke regio heeft bestaan tussen de negende en twaalfde eeuw, waarschijnlijk tot 1115. Hoe ik dat zo precies weet? Dat was het moment dat de verschillende gemeenschappen in dat stukje Noordoost-Azië onder leiding van de prominentste familie daar hun anarchistische levensstijl opgaven en de Jin-staat stichten.

Tot die tijd hadden de verschillende gemeenschappen (vaak bekend onder de verzamelnaam Jurchen) een statenloos leven geleid. Ingeklemd tussen de zeer gecentraliseerde Liao- en Koryŏ-staten, waren de Jurchen beurtelings soldaten, spionnen, handelaren, rovers, landbouwers, vissers, en jagers die nu eens voor Koryŏ en dan weer voor Liao werkten. Die nu eens Koryŏ binnenvielen, dan eens Liao. Alles om ervoor te zorgen dat geen staat te machtig werd en een einde zou kunnen maken aan hun statenloosheid.

Dat ging drie eeuwen goed. Toen maakten ze zelf een einde aan hun statenloosheid. Dit werd een tragedie. Een eeuw later vielen de Mongolen binnen en was het over met deze staat gesticht door gemeenschappen die net als in Zomia de kunst van het niet-geregeerd worden in de vingers hadden.

De Jurchen, een samenraapsel van verstotelingen, vrijbuiters en verdwaalden, zijn een volk, een natie en een staat geworden. Meerdere staten zelfs, want de Mantsjoes die in 1644 heel China veroverden waren gewoon Jurchen die een doorstart hadden gemaakt. Dat je jezelf als ‘volk’ kunt uitvinden (ik noem dit maar auto-etnogenese) vind ik eindeloos fascinerend, omdat het eigenlijk niet de bedoeling is. Een volk is of ontstaat wellicht op epische wijze, maar het hoort niet iets te zijn dat je maakt.

Dat je dat als een stel onaangepaste anarchisten doet, vind ik nog fascinerender en op een bepaalde manier ook wel hoopgevend. Ik neem me dan ook voor om dit academisch jaar flink aan mijn innerlijke Jurchen te gaan werken. Eens kijken waar dat ons brengt.


Remco Breuke
r is hoogleraar Koreastudies