Columns & opinie
Dit onderzoeksvoorstel werd bijna mijn ondergang
Benjamin Sprecher
woensdag 27 maart 2019

Een maand of wat geleden heb ik voor het eerst een zogeheten work package geschreven. Voor een Europees onderzoeksvoorstel. Het heeft de reputatie om enorm vervelend en zwaar werk te zijn, het schrijven van voorstellen. Zeker in een Europees consortium. Maar ik vond het eigenlijk wel leuk. En dat werd bijna mijn ondergang.

Even wat achtergrond: je moet onderzoeksvoorstellen bijna altijd schrijven in een consortium: een groep van een aantal verschillende universiteiten uit verschillende landen, en het liefst nog een paar bedrijven. Een work package is dan een takenpakket, meestal zo verdeeld dat elke partner een of twee dingen doet.

Een heel consortium bij elkaar scharrelen en gecoördineerd houden is ongelooflijk veel gedoe. Maar om voor je eigen kleine deel daarvan helemaal uit te denken wat een promovendus in vier jaar allemaal zou kunnen uitzoeken, dat is juist heel interessant. Daar moet je onverwacht veel creatief denkwerk in stoppen.

Dus toen er een e-mail van onze hoogleraar langskwam, met de vraag wie ons work package voor een van de twee lopende onderzoeksvoorstellen wilde schrijven, reageerde ik gelijk enthousiast. Natuurlijk! Ik doe ze allebei wel!

Zodoende was ik een week later op het hoofdkantoor van de Rabobank, voor mijn eerste bespreking van het eerste voorstel. Met een paar andere wetenschappers, dacht ik. Maar aangekomen bleek het op de bovenste verdieping te zijn. Met personeel dat luxe hapjes uitdeelde. En tientallen mannen in pak. Allemaal CEO’s of hoge managers uit het bedrijfsleven.
Natuurlijk.

Het ging om NWO-crossover onderzoeksvoorstellen. En die zijn groot. Echt heel groot. Dat wist ik op een bepaald niveau wel, maar echt doordringen deed het pas toen ik van een colbert dragende student een glas champagne in mijn handen gedrukt kreeg.

Opeens realiseerde ik me dat mijn eerdere work package-ervaring vooral zo gladjes verliep omdat ik me grotendeels had gebaseerd op de tekst van een gelijksoortig voorstel, dat al door een collega was geschreven (voor de oplettende student: nee, tekst uit onderzoeksvoorstellen recyclen valt niet onder plagiaat). En dan nog was ik er behoorlijk wat tijd aan kwijt. Nu moest ik er twee schrijven! Van tien pagina’s elk, misschien wel twintig. Het ging immers om miljoenen euro’s. En een hele zaal vol CEO’s om me afkeurend aan te kijken als het niet op en top perfect was.

Wat had ik mezelf aangedaan? Een volle week durfde ik de template niet te openen, terwijl in mijn hoofd de druk steeds groter werd. Verdomd, dit was precies waar ik 15 maart op het Malieveld tegen geprotesteerd had. Die werkdruk. Bij de universiteit. Ongelooflijk. In één moment van onoplettendheid beantwoord ik net iets te enthousiast een e-mail en bam: ik ben gelijk maandenlang mijn weekenden kwijt.

Verwilderd keek ik om me heen. Niemand om tegen te klagen. Ik had nog vier dagen. Als ik nú begon met typen, zou ik het vast nog wel halen. En anders in ieder geval tegen mijn moeder zeggen dat ik het echt geprobeerd heb, dat wetenschappertje spelen. Gewoon het document openen, diep ademhalen, en stapje voor stapje er doorheen werken.
‘One page maximum per work package’ stond er. Ik scrolde door naar beneden. Ik scrolde weer terug naar het begin. Nee, ik had niets gemist.

Het stond er echt: maximaal één pagina, in lettertype 8,5. Natuurlijk. Extreem kort en bondig schrijven is ook een kunst. Maar dat is toevallig hetzelfde aantal woorden als een column. Na tien jaar bij Mare voelde dit als een onverwachte thuiswedstrijd.

Vervolgens heb ik drie seizoenen van Teen wolf achter elkaar op Netflix gekeken, om uiteindelijk het voorstel om 23.55 op de dag van de deadline in te leveren.
Ja, de universiteit is stressvol. Maar soms doe je het vooral jezelf aan.

Benjamin Sprecher is universitair docent bij het Centrum voor Milieuwetenschappen in Leiden