Columns & opinie
De botte bijl
'Je kan het niet aan jezelf verkopen om jarenlang enorme overuren maken, zonder ervan overtuigd te zijn dat je aan iets waardevols werkt.'
Benjamin Sprecher
donderdag 23 januari 2020

Soms mislukt iets, en is dat niet erg. Soms juist wel. En soms lijkt het niet erg, maar is het dat eigenlijk wel.

Stel, je hebt een tinderdate last moment afzegd, om geen enkele andere reden dan dat je er gewoon even geen zin in hebt. Maar dat was wel je toekomstige droompartner, met twee dotjes van kinderen. Dat wat had kunnen zijn, in een moment van lamlendigheid verdwenen. Jij voelt er waarschijnlijk niets bij. Voor jouw date, die al dagenlang verliefd naar je foto’s aan het staren was, komt het een stuk harder aan.

Bij werkprojecten is het net zo. Hoe ik me bij het aflopen van een project voel, is niet afhankelijk van hoe het daadwerkelijk gelopen is, maar hoe ik denk dat het had kunnen gaan. En daar kleven risico’s aan, merk ik nu.

Aan het begin van mijn promotietraject werkte ik tegelijkertijd als trainee bij Van Gansewinkel. Een groot afvalverwerkingsbedrijf, tegenwoordig heet het Renewi. Dat was een fantastische plek om als industrieel ecoloog rond te lopen. Zo veel afvalstromen om mee te spelen. Een van de weinige plekken waar al aan circulaire economie werd gedaan, ruim voordat circulaire economie in de mode kwam.

Van Gansewinkel was vlak voor mijn komst overgenomen door een Amerikaans private equity fonds, KKR. Dat was zowel tragisch als razend interessant. Tragisch omdat het bedrijf er – op zijn zachtst gezegd – niet beter van werd. Interessant omdat ik met allerlei consultants kon samenwerken die me precies lieten zien hoe private equity te werk gaat.

Wat hier vooral van belang is: Van Gansewinkel was van oudsher een familiebedrijf, en een groot deel van het management had zich enorm aan het bedrijf gehecht. Van Gansewinkel was echt een onderdeel van wie ze waren. Toen KKR het bedrijf met de botte bijl begon te bewerken om de aandeelhouderswaarde te optimaliseren, gingen deze managers helemaal kapot. Niet alleen hun werkplek werd aangetast. Ook hun identiteit. Met schrikbarend hoge burnoutpercentages tot gevolg.

Toentertijd dacht ik daar een belangrijke les uit te leren. Het maakt niet uit hoe leuk of belangrijk of waardevol je werk is. Het is niet de moeite waard om er aan gehecht te raken.

En die les heb ik ook ter harte genomen. Sinds het verlaten van de middelbare school loop ik bijna onafgebroken bij de Universiteit Leiden rond. Toch heb ik mij altijd bewust meer verbonden gevoeld met wetenschap als idee, dan Leiden specifiek. Ik kan morgen naar Utrecht gaan, en ik zou me daar prima bij voelen.

Wat ik niet had bedacht, is dat het niet alleen om de organisatie gaat. Het gaat ook om de dagelijkse bezigheden. Je kan het niet aan jezelf verkopen om jarenlang enorme overuren maken, zonder ervan overtuigd te zijn dat je aan iets waardevols werkt. En dan heb ik het specifiek over het project waar ik de afgelopen twee jaar het grootste deel van mijn energie aan heb besteed.

Nu is het project an sich niet mislukt. Voor de buitenwereld ziet het er zelfs vrij succesvol uit. Maar ik weet wat het had kunnen zijn. Niet een project van het formaat tinderdate, maar een droomproject, waar ik de rest van mijn leven gelukkig mee was geweest.

Ik had me niet zo aan dat hypothetische droomproject moeten hechten. Maar ik heb het wel gedaan. Mijn 2020 is begonnen door te rouwen voor iets wat had kunnen zijn, maar het niet is geworden.

Benjamin Sprecher is onderzoeker bij het Centrum voor Milieuwetenschappen