Columns & opinie
Dagboek uit het Dolhuis (10): Kunst gaf mij de moed om door te leven
Nu de geestelijke gezondheid van studenten onder grote druk staat, haalt Olaf Leeuwis herinneringen op aan zijn eigen mentale kwalen, de eindeloze wachtlijsten en zijn tijd in ‘het Dolhuis’. In deel tien: de kracht van kunst.
Olaf Leeuwis
vrijdag 3 december 2021

Romancier Marcel Proust zei ooit dat de grootste werken uit de geschiedenis zijn gecreëerd door neurotici. Ik zou daaraan willen toevoegen dat deze werken óók gemaakt zijn door homoseksuelen, maar dat zeg ik misschien alleen maar omdat dat mij goed uitkomt. Maar daar hebben we het nu even niet over.

Het is niet zo heel gek dat Proust dat zei. Kijk maar naar Isaac Newton, Vincent van Gogh en de schizofrene wiskundige John Nash. Bij aardig wat grootheden uit de geschiedenis valt er een onlosmakelijk verband te vinden tussen het lijden aan neurosen zoals psychosen en zware weemoedigheid aan de ene kant en een creatief brein aan de andere kant.

Zo’n conclusie kan je op eerste gezicht trekken, maar het kan ook een gevaarlijke tendens scheppen. Namelijk dat door deze aanname neurosen worden verheerlijkt (want het brengt blijkbaar grote dingen voort) én dat je zonder het niet zo ver zal schoppen. Allebei natuurlijk niet helemaal de bedoeling, maar ik herinner me nu nog dat ik ooit met het idee kwam om Prousts citaat op de muur van het Dolhuis te plaatsen.

Waarom dat zo is, daarover kun je een heel boek schrijven. Een aannemelijke denktrant is dat neurotici creëren om hun eigen dood te overstijgen, depressievelingen zijn namelijk constant met de dood bezig waardoor ze iets zoeken om daarmee om te gaan.

'Zodra ik mijn kwasten schoonspoelde kwamen de dwanggedachten terug'

Een andere verklaring is dat creëren de aandacht in de geest verlegt van je eigen hersenchaos naar het praktische uiterlijke, zoals een streep zetten op een verfdoek. Daar is Vincent van Gogh een mooi voorbeeld van, maar eveneens de psychotische psychiater P.C. Kuiper, over wie ik eerder schreef. Zijn boek Ver Heen heeft als cover een van de schilderijen die hij heeft gemaakt toen hij werd opgenomen. Hij leed aan disassociatie van de werkelijkheid (hij dacht dat hij al in de hel was), maar door dagelijks te schilderen kon hij zijn relatie met de werkelijkheid weer terugvinden.

In de periode voor, tijdens en na het Dolhuis had ik nog als passie om ook eens wat op een doek te zetten. Landschapjes waren eerst mijn favoriet, later heb ik ook de portretkunst opgepakt. Zoals ik al eerder schreef waren mijn gedachten dag in dag uit bezig met mijn lichamelijk OCD: ik was constant bezig met het ‘handmatig’ knipperen van mijn ogen dan wel in- en uitademen. De enige mogelijke afleiding om daar tijdelijk niet mee bezig te zijn was schilderen. Je hersenen zijn dan blijkbaar zo gefocust op het doek dat de neurose tijdelijk als sneeuw voor de zon verdwijnt. Zodra ik opstond om mijn kwasten schoon te maken kwamen de dwanggedachten weer.

Het staat nog in de kinderschoenen, maar creëren in de breedste zin van het woord wordt ook steeds meer als therapievorm gebruikt. Dat is ook niet zo gek, als je al ziet dat Kuipers normale relatie met de werkelijkheid herstelde. Dat gaf mij de moed om door te leven. Een voorbeeld van creëren als therapievorm is toneelkunst te introduceren bij mensen die aan een posttraumatische stressstoornis (PTSS) lijden.

In The Body Keeps The Score beschrijft Bessel van der Kolk hoe hij als traumadeskundige al snel overtuigd was om zijn patiënten op die manier te helpen. PTSS onttrekt de mens van oorspronkelijke sociale relaties door een hoge mate van teruggetrokkenheid en wantrouwen. Deze verstoorde relaties zijn weer te herstellen door patiënten een ritmisch en harmonisch theaterstuk te laten opvoeren. De patiënten ervaren hierdoor dat zij weer bij een groep horen en dus waardevol zijn aan het geheel. Kunst als therapie is zo gek nog niet.

Olaf Leeuwis is student International Relations

Lees hier zijn vorige column.