Columns & opinie
Column: Uitbundigheid
Femke Blommaert
donderdag 13 juni 2019

Ik probeer, ter gelegenheid van mijn verhuizing, een afscheidsfeest te organiseren in mijn studentenhuis en dat is waarschijnlijk het meest actieve wat ik afgelopen jaar aan dat huis heb bijgedragen. Er is een appgroep aangemaakt samen met mensen die het afgelopen jaar zijn vertrokken en zelf nooit een afscheidsfeest hebben georganiseerd. Iets met heel veel zielen en dito vreugd.

Inmiddels zijn we al een week bezig om een datum te prikken. Maar dat feest komt er. De bekroning op de vier jaar waarin ik twee toiletten en drie douches deelde met negentien anderen. Het wordt mooi en bovenal: gezellig.

Net zoals iedereen die ooit een hospiteerbericht stuurde, houd ik van gezelligheid. Voor mij is ‘gezelligheid’ al snel ‘uitbundigheid’. Er zijn weinig situaties waarin ik mij zo gelukkig en thuis voel als in buitensporig groots uitgevoerde plannen. Ik organiseerde een twaalfgangendiner afgelopen winter. Kocht vorige week vijf ongeveer dezelfde koffiemachines. Bestel moeiteloos de halve kaart. Reken twee flessen de man. Wil een bureau van vier meter in mijn nieuwe woning. Haal voor iedere luttele scheet champagne in huis.

Die automatische verbinding van uitbundigheid met gezelligheid heeft twee nadelen. Het eerste is dat je altijd bang bent dat er te weinig van iets gaat zijn. Zolang je je volledig onthoudt van ieder pasta- of risottogerecht, niet onontkoombaar. Het tweede nadeel is dat je situaties die niet debiel uitbundig zijn, niet als gezellig of überhaupt nuttig beschouwt. Op feestjes zonder borrelnootjes en met slechts twee karige kratjes Schultenbräu, wil ik naar huis. Op begrafenissen zonder volledig Indisch buffet na afloop, heb ik spijt dat ik überhaupt ben gegaan. Een studie met weinig contacturen verwaarloos ik, net zoals planten die je slechts één keer in de twee weken water hoeft te geven.

Die studie is uiteindelijk goed gekomen en, al kan ik het niet met zekerheid zeggen, denk ik dat voor die plant hetzelfde gaat gelden.

En toch is het jammer. Want het is natuurlijk niet zo dat iets per se ongezellig is als het niet uitbundig is. Sterker nog, als dat de nieuwe standaard wordt, worden de uitbundiger dingen relatief nóg uitbundiger en daarmee nog gezelliger. Op papier werkt dit waarschijnlijk beter dan in de praktijk, maar in de praktijk is één koffiemachine ook gewoon genoeg en helpt het de portemonnee net zo erg als je niet de halve kaart bestelt.

Geen illusies: aan feesten en begrafenissen met weinig hapjes, in die omstandigheden vrijwel niet van elkaar te onderscheiden, heb ik nog steeds helemaal niets.

Femke Blommaert is student taal­wetenschap