Columns & opinie
Beter dan Hollywood — Korea-kenner Remco Breuker vult de ‘beste filmbibliotheek buiten Korea’
De filmindustrie in Korea groeit zo hard dat filmmakers camera’s uit het buitenland moesten lenen. Onderzoeker Remco Beuker ontvangt binnenkort honderden films en boeken van de Koreaanse overheid.
donderdag 24 april 2008
‘Vroeger wilden jongeren in Korea tekenaar worden, nu filmmaker.’ © Marc de Haan
‘Korea wordt altijd gezien als het broertje van Japan en China, maar het land is de puberteit voorbij. Het is uitgegroeid tot een uit de kluiten gewassen jongen’, zegt dr. Remco Breuker. Hij is als onderzoeker verbonden aan het CNWS, de onderzoeksschool op onder meer het gebied van Azië. Als groot liefhebber van Koreaanse films, stoort hij zich er soms aan dat Korea wordt ‘ondergesneeuwd’ door de naburige landen. Daar brengt hij nu verandering in.
Dankzij hem heeft de opleiding Koreaanse taal en cultuur een unieke subsidie gekregen van de Korean Film Council. Deze overheidsinstantie ondersteunt de filmindustrie in het land op allerlei manieren en promoot de Koreaanse film ook buiten de landsgrenzen. Vandaar de subsidie die Leiden in de wacht heeft gesleept, bestaande uit ongeveer driehonderd dvd’s en zeshonderd boeken. Breuker: ‘Als we dit materiaal binnen hebben, is het Arsenaal een van de best uitgeruste bibliotheken buiten Korea zelf, als het gaat om Koreaanse films.’
De Koreaanse filmindustrie is al een eeuw oud en beleefde eind jaren vijftig de eerste bloeiperiode. Tijdens de strikt geleide dictatuur zakte het in, om begin jaren negentig weer langzaam tot bloei te komen. ‘Inmiddels is film een van de meest succesvolle exportproducten van Korea’, zegt Breuker, ‘Oost-Azië neemt de wereld stormenderhand.’ Zo’n drie jaar geleden werden er zoveel films gemaakt, dat filmmakers zelfs camera’s uit het buitenland moesten lenen. Dat geldt niet voor Noord-Korea, waar vrijwel alleen propagandafilms worden gemaakt.
Wat de Koreaanse film typeert? Volgens Breuker is het aanbod te veelzijdig om een eenduidig antwoord te geven. Wat hem opvalt is het gemak waarmee Koreaanse makers genres overstijgen en vermengen. ‘Ze spelen met conventies.’ De makers hebben alle films gezien, van Amerikaans tot Italiaans en films uit het Hong Kong van de jaren zeventig. ‘Jonge filmmakers verwijzen naar allerlei oude films, maar behouden daarbij volledig hun eigen stijl.’
De films die in Nederland te zien zijn, doen het in Korea zelf vaak niet erg goed. ‘Denk aan Kim Ki-duk: hij maakt intellectualistische films die een beeld van Korea projecteren dat neigt naar het oriëntale stereotype. Of aan Im Kwon T’aek, wiens weelderig aangeklede historische films in Korea floppen.’ Dergelijke films zoeken naar de Koreaanse identiteit. Het hedendaagse Koreaanse publiek heeft geen behoefte aan dat ‘navelstaren’, aldus Breuker. Genres die het daar goed doen zijn de gangsterfilm en het melodrama.
Het is vooral de jonge generatie filmmakers die indruk maakt op Breuker. ‘Je staat ervan te kijken hoe goed debuutfilms zijn. Film is echt het succesverhaal, waarbij creativiteit en commercie kunnen worden gecombineerd. Vroeger wilden jongeren tekenaar worden, nu ook filmmaker. De creatieve industrie is enorm.’ De regering investeert heel slim in die sector. ‘Korea is nu een van de weinige landen waar eigen films het beter doen dan Hollywoodfilms.’
De dvd’s die het Korean Film Council binnenkort zal leveren, geven een goed beeld van Korea vroeger en nu. Van Petty middle manager (1961) met de beelden uit de late jaren vijftig tot Dasepo Naughty Girls (2006), dat in felgekleurde beelden en op komische wijze thema’s als seks aansnijdt. ‘Voor onze studenten is het leerzaam: ze zien het Korea van de arme jaren zestig terug in oudere films en maken kennis met de straattaal van nu in moderne films.’