Columns & opinie
Als PhD denk ik nog vaak aan dat ene zinnetje: ‘Is dit een ontgroening?’
Promoveren lijkt soms op een ontgroening: hoe onverdraaglijker de zelfgekozen kwelling, hoe hoger de drempel om de stekker eruit te trekken.
Josette Daemen
donderdag 25 mei 2023

‘Is dit een ontgroening?’ zei ik elke keer als ik van de grond moest opstaan tijdens de kennismakingsweek van de studentenvereniging waar ik bij wilde. Ik zei het niet omdat ik het me afvroeg. Ik zei het omdat ‘Is dit een ontgroening?’ mijn naam was. De naam die de kennismakingscommissie voor me had verzonnen, en die ik elke keer moest noemen wanneer een commissielid me opdroeg om op te staan uit de verplichte kleermakerszit en een vraag te beantwoorden of een liedje te zingen.

Ook al mijn mede-aspirantleden kregen een speciale naam toebedeeld, vaak een kwinkslag geïnspireerd op hun echte naam of een opvallend persoonskenmerk. De jongen die altijd voor me zat, gezegend met een weelderige baard, heette ‘Moederbeer’. Een meisje wier achternaam overeenkwam met een bekend vleeswarenmerk droeg de naam ‘Alles heeft een einde en een worst heeft er wel twee’.

Mijn eigen naam had ik te danken aan het feit dat ik bij mijn inschrijving voor de kennismakingstijd nogal nadrukkelijk had gevraagd of ‘kennismakingstijd’ echt geen eufemisme was voor ‘ontgroening’. ‘Nee’, had het meisje van de inschrijvingen gezegd. ‘Nee’, riposteerde ook de kennismakingscommissie telkens wanneer ik mijn naam opdreunde tijdens de week waar ik zo nerveus naar toe had geleefd.

En tot mijn verbazing hadden ze gelijk, het was inderdaad geen ontgroening. Tot de laatste dag van de kennismakingsweek bleef ik vermoeden dat er nog wel ergens een goudvis ge-adt zou moeten worden, of een pan soep gekopt (je hoort wel eens wat) – maar niks van dat al.

Een trauma heb ik dus geenszins overgehouden aan die kennismakingstijd, maar onwillekeurig moet ik nog vaak aan dat ene zinnetje denken.

‘Is dit een ontgroening?’

De laatste maanden dringt die gedachte zich ook wel eens aan me op terwijl ik zit te zwoegen op mijn proefschrift. Want eigenlijk zijn er best wat overeenkomsten tussen een ontgroening en een promotietraject.

Beide vormen ze een zware maar vrijwillig aanvaarde beproeving die je uiteindelijk de toegang verschaft tot een exclusief clubje. Een gaaf clubje, dat zeker – of toch in ieder geval een clubje dat zichzelf gaaf vindt, al mag de rest van de mensheid er soms wat onverschillig tegenover staan.

‘Zou een PhD niet minder zwaar zijn wanneer je niet afgeleid wordt door vraag of je wel kan meedraaien in het hypercompetitieve systeem?’

Paradoxaal genoeg zorgt in beide gevallen juist de zwaarte van de beproeving ervoor dat mensen die er eenmaal aan beginnen, er maar zelden uit eigen beweging de brui aan geven. Dan zou het reeds ondergane leed immers voor niks zijn geweest! Hoe onverdraaglijker de zelfgekozen kwelling, hoe hoger de drempel om de stekker eruit te trekken.

Nog een paradox: aan de ene kant is het juist de voorgehouden worst (met wel twee einden) die maakt dat men de pijniging volhoudt – in het geval van het promotietraject is die worst de doctorstitel; in het geval van de ontgroening het lidmaatschap van de vereniging. Aan de andere kant maakt juist de anticipatie op dat wat er volgt nádat men de proef heeft doorstaan, de lijdensweg nog zwaarder.

Want zou een ontgroening niet al een stuk minder erg zijn wanneer je tijdens het incasseren van al die wreedheid niet ook nog eens zou hoeven denken ‘en met deze mensen moet ik dus nog de rest van mijn studententijd verder’? Wanneer je tussen het goudvis-adten en negentig-graden-zitten niet ook nog eens een beetje leuk en sociaal moet gaan zitten doen omdat je anders straks geen groepje vindt om bij te horen?

En zou een PhD niet al een stuk minder zwaar zijn wanneer je tijdens je traject niet afgeleid zou worden door stress over de vraag of je wel zou kunnen meedraaien in het hypercompetitieve systeem waarin je je verder gevorderde collega’s verstrikt ziet? Wanneer je niet tussen het schrijven van je proefschrift door ook nog bezig moet zijn met artikelen publiceren en onderwijservaring opdoen en conferenties organiseren want als die dingen niet allemaal op je CV staan dan kom je na je promotie straks niet aan de bak in de academie?

Ik denk dat dat de last aanzienlijk zou verlichten. Beginnende promovendi zou ik dan ook adviseren: verspil geen energie aan zorgen over alles wat er komt (of niet komt) na je PhD, en probeer vooral lekker (en soms niet lekker) op te gaan in de beproeving van het promoveren an sich. Maak je niet druk over alle hokjes die je moet afvinken om straks een postdoc binnen te slepen, en bijt je niet vast in het idee dat je na je PhD hoe dan ook in de academische wereld door zou moeten.

Uiteindelijk is een promotietraject geen ontgroening. Het is slechts een kennismakingstijd.


Josette Daemen is promovendus aan het Instituut Politieke Wetenschap