Columns & opinie
Als onze Zoom-verbinding niet hapert, doen we dat zelf
Voor de eerst keer weer naar een terras valt niet mee. Na een jaar van obligate webcamcommunicatie leer je het af om nog spontaan te reageren.
Ivo Verseput
woensdag 2 juni 2021

De terrassen zijn alweer weken open en het begon een beetje te knagen dat ik daarvan nog geen gebruik had gemaakt. Dus: zonnebril op, glimlach op, en afspreken op een met tafels volgeplempt plein.

De vriendin met wie ik plaatsnam moest meteen plassen – ze stond via haar telefoon in de digitale wachtrij en mocht pas na een korte zoemer uit het toestel met mondkapje op naar binnen.

Nu kon ik in alle rust luisteren naar de meiden voor me. Ze twijfelden over hun lunch – er smaakt inderdaad niet veel bij muntthee. Het ene meisje had een nieuwtje.

‘Trouwens’, zei ze, ‘ik weet eigenlijk niet of je het al wist, maar ik ben sinds een half jaar…’

In verwachting, hoopte ik, of uit de kast dan op zijn minst.

‘Vegetariër’, maakte ze af. Verwachtingsvol keek ze haar vriendin aan. ‘Goh’, zei die, ‘eet je dan helemaal geen vlees meer?’

Mijn flesje zat nog halfvol, maar de ober vroeg toch of ik nog wat wilde drinken. Ik schudde nee. ‘Dan ga ik maar weer’, zei hij met een gulle horecaknipoog.

‘Zullen we dan ook maar meteen afrekenen?’ Blijkbaar was onze shift klaar

Ik had spontaan willen reageren, dat hij van mij best mocht blijven, of zo. Maar in een jaar van obligate webcamcommunicatie leer je het wel af om een beetje vlot over te komen. De online grapjes komen niet of half aan, en als de verbinding al niet hapert, doe je dat zelf wel. Gefronste wenkbrauwen: ‘Wat zei je?’ – laat maar.

Mijn vriendin plofte ook weer neer. Ik had haar eigenlijk weinig te vertellen, of was het verleerd, praten over niks, na een jaar niks. Niet eens cryptobelegger geworden, of amateurwielrenner, vegetariër.

‘Ken je haar nog?’ Ze wees een voorbijganger achter een buggy aan. ‘Zwanger, van d’r tweede.’ Ik kende haar nog, maar dan van voor de eerste. Haar vriend was lang en dun en friemelde wat aan zijn leren jas.

De krullenbol die ons bediende vroeg of we nog wat wilden drinken. Nee, nog steeds niet. ‘Zullen we dan ook maar meteen afrekenen?’ zei hij vriendelijk. Blijkbaar was aan onze shift een einde gekomen, of hadden we daar zelf voor gezorgd.

Ik glimlachte en staarde naar de hunkerende ogen in de sliert van wachtende mensen. ‘Hartstikke bedankt’, zei de ober toen het apparaat in zijn hand piepte van goedkeuring. ‘En welkom terug hè?’


Ivo Verseput studeert Nederlands