Columns & opinie
't Clubje: 'Als het zo moet, doen we het zelf'
Marleen van Wesel
woensdag 15 juni 2016
Jesse Tjebbes (links) en Sebastiaan van Venetien: 'We bemoeien ons met het hele productieproces.' © Marc de Haan

Sebastiaan van Venetien (21, kunstgeschiedenis): ‘Wij, van de Leidsche Das, maken en ontwerpen dassen, en alles wat daaraan verwant is, van manchetknopen tot bretels.’

Jesse Tjebbes (23, informatica en economie): ‘Een paar jaar geleden hadden we een das nodig voor ons cordial van Augustinus. Over andere bedrijven hoorden we veel ontevreden geluiden. De stof was te stug of te slecht gestikt en bovendien betaalden studenten te veel en werden ze niet netjes te woord gestaan.’

Van Venetien: ‘Als het zo moet, dachten we, dan doen we het zelf maar.’

Tjebbes: ‘We werken samen met ateliers, bijvoorbeeld in de buurt van Hangzhou, in China.’

Van Venetien: ‘Daar hebben ze wel een paar duizend jaar ervaring met zijde.’

Tjebbes: ‘We bemoeien ons met het hele productieproces, vanaf het garen weven.’

Van Venetien: ‘Toch zitten we ook onder de prijs van andere aanbieders: voor studenten willen we onder een tientje per stuk blijven, bij een bestelling van vijftig stuks. We maken niet alleen dassen voor Augustinus, maar bijvoorbeeld ook voor jaarclubs van Minerva en inmiddels voor verenigingen in alle studentensteden.’

Tjebbes: ‘En voor bedrijven. Die kiezen vaak voor een luxere optie, volledig van zijde, gevoerd met wol.’

Van Venetien: ‘Voor studenten werken we met microfiber. Een biervlek kun je dan gewoon wegvegen. Bij zijde moet je meteen naar de stomerij. Het is ook belangrijk dat de achterkant goed gestikt is. Bij borrels gaat het er soms heftig aan toe. Je mag natuurlijk niet aan een das trekken tijdens het zooien, dan wordt het een strop.’

Tjebbes: ‘Maar dat gebeurt soms wel. Dat hebben we van dichtbij meegemaakt.’

Van Venetien: ‘Als iedereen dezelfde das draagt, voel je je verbonden als groep. Net als bij voetbalfans, die met hun sjaal laten zien bij welke club ze horen.’

Tjebbes: ‘Een das bindt, zeggen wij altijd.’

Van Venetien: ‘Via Lugus, het platform voor Leidse studentenondernemingen, hoorden we over een student bedrijfsadministratie die een stageplek zocht. Die werkt nu bij ons. Hij is zeventien, maar hij heeft allerlei mooie ideeën.’

Tjebbes: ‘Hij staat nog aan het begin van zijn carrière. Zijn kledingkast is natuurlijk nog wel wat minder gevuld met dassen dan die van ons.’

Van Venetien: ‘Je kunt geen dassen maken, en er zelf geen dragen.’

Tjebbes: ‘Ik draag ze graag. In het weekend niet hoor, en op dagen waarop ik thuis werk en studeer meestal ook niet. Ik heb het altijd al een mooi product gevonden, maar sinds we met de Leidsche Das zijn begonnen is mijn collectie aardig uitgebreid.’

Van Venetien: ‘Een das die te kort of te lang is, dat kan écht niet. Wat een mooie dasknoop is, hangt af van je boord en je overhemd en de stof van de das. Er bestaan honderdduizenden knopen, waarvan er zo’n honderd werkelijk voorkomen. De rest is vooral theoretisch mogelijk. Meestal gebruik deze: de four-in-hand. In vier slagen te knopen, heel simpel.’

Tjebbes: ‘Soms gebruik ik bijzondere knopen, maar deze: de halve Windsor, was altijd al mijn standaardknoop.’

Van Venetien: ‘Hij zit wel érg groot geknoopt nu…’

Tjebbes: ‘Dat was voor de foto.’

(…)

‘Meer accepté zo?’

Van Venetien: ‘Meer accepté.’