Precies twee weken geleden zat ik de hele dag naar mijn telefoon te staren. Ik wachtte op een belletje uit Stockholm. Op 6 oktober werd namelijk de Nobelprijs voor de literatuur uitgereikt. Sinds Bob Dylan de prijs heeft gekregen, ben ik ervan overtuigd dat ik binnen niet onafzienbare tijd zelf een Nobelprijs zal mogen ontvangen.
Alle tekenen wezen erop dat dit mijn jaar zou worden. Allereerst is 6 oktober de nationale feestdag van Egypte, het zou een mooie geste zijn geweest van de Zweedse Academie als ze juist op die dag de tweede Egyptische laureaat hadden aangekondigd. Daarnaast stond ik niet in de lijstjes van de bookmakers, vaak óók een belangrijke vereiste om de prijs te krijgen.
Overigens zou het ook wel tijd worden dat de column als genre wat erkenning kreeg. De romanciers, de dichters, ja zelfs de zangers, hebben in de laatste jaren Nobelprijzen voor de Literatuur mogen ontvangen. Mijn vakgenoten en ik moeten nu al geruime tijd wachten op die eer.
Zo bleef ik de hele ochtend aan de telefoon gekluisterd, op de redactie van Mare hadden ze de flessen champagne al ingeslagen en koud gezet. Tergend langzaam verstreken de minuten tot dat noodlottige pushbericht van de Nos: Franse schrijfster Annie Ernaux krijgt Nobelprijs voor Literatuur.
Kut.
Weer niet gewonnen dit jaar. Mulisch wist het al: het rijtje van mensen die de Nobelprijs wonnen is mooi, het rijtje van mensen die hem niet kregen nog mooier.
Gelukkig ben ik niet de enige die een groot vertrouwen heeft in mijn kansen om spoedig in de voetsporen van Ernaux en Dylan te treden. Mijn alma mater, de Universiteit Leiden, houdt er ook flink rekening mee. In de wandelgangen van de UB hangt een overzichtje met alle zestien Leidse winnaars van de Nobelprijzen. In hun overzicht hebben ze ruimte overgelaten voor één volgende laureaat.
Het zou ook weer eens tijd worden. De laatste keer dat een Leidse wetenschapper won, was in 1984. De winnaar toen was Niels Jerne die hier twee jaar natuurkunde studeerde alvorens terug te keren naar zijn vaderland Denemarken, om daar te beginnen aan een studie medicijnen, het vak waarvoor hij de Nobelprijs kreeg.
Voor Nederlands succes hoeven we minder ver terug. Sinds 2010 is het drie keer gebeurd dat bij een Nederlandse universiteit de vlag uit kon. In Rotterdam, Groningen en Nijmegen. Wij lopen kortom achter. Schandalig voor de moeder onzer vaderlandse universiteiten.
Bij dezen dus een belofte mijnerzijds: ik zal mijn stinkende best doen om volgend jaar toch die Nobelprijs voor de Literatuur binnen te slepen. Mocht dat niet lukken, dan neem ik ook genoegen met een Nobelprijs voor de Vrede. Ik heb dan wel hulp nodig. Daarom roep ik de universiteit op om flink te gaan lobbyen in Stockholm, onze eer staat immers op het spel.
Als de tijd dan daar is, zal ik met plezier en genoegen dat zeventiende bordje onthullen in de UB. Dat is dan wel het minste wat ik kan doen.
Omar Ghaly is student Egyptologie