‘Staat mijn baret wel scheef genoeg?’ Voor de grote spiegel in de pedelkamer van het Academiegebouw verschuift Tineke Schutte haar zwartfluwelen baret een fractie op haar witte haar. ‘Ik wil hem nooit helemaal recht hebben’, legt ze uit. ‘Een beetje scheef is speelser.’
Schutte heeft een nieuwe toga, die ze in tegenstelling tot die van haar mannelijke collega’s heeft laten voeren met het ‘Leids blauw’ uit het logo van de universiteit. Een ander verschil: in plaats van een zakhorloge in haar vest te bewaren, hangt haar klokje in een zilveren ketting om haar hals. Ondersteboven, zodat ze alleen naar beneden hoeft te kijken om, bijvoorbeeld, te zien of het al tijd is om aan het eind van een promotieceremonie de zaal binnen te lopen en ‘Hora est!’ te roepen.
Sinds kort is ze parttime pedel - de ceremoniemeester voor oraties, afscheidscolleges en promoties – als eerste vrouw in de geschiedenis van de Universiteit Leiden. Daarmee loopt Leiden achter op veel andere universiteiten, al heeft het ook daar tot 1971 geduurd voordat de eerste vrouwelijke pedel verscheen.
Eind april maakte ze haar debuut bij de oratie van hoogleraar Maartje Schoorl. Een oude bekende, blijkt: ‘Zij heeft haar opleiding tot psycholoog bij mij gedaan, toen ik manager in de Geestelijke Gezondheidszorg was. Voor haar oratie liep ze hier binnen, op zoek naar een naald en draad omdat haar toga niet helemaal goed zat. Toen ze me zag, zei ze: “Ben jíj de pedel?” Heel leuk.’
Hoe werd u van leidinggevende in de GGZ alsnog pedel op de universiteit?
‘Ik heb jaren geleden, rond 2015, een keer gesolliciteerd. Het leek me een heel leuke baan. Ik kom uit Leiden, en ik heb een Leids hart. Ik kan ook goed organiseren, en ik houd van mensen. Ik vond als Leidenaar ook dat er in dit bolwerk wel een vrouw mocht komen.
‘Ik kreeg toen keurig bericht dat ik het niet was geworden. Ik had daar vrede mee, en heb er nooit meer aan gedacht. In de jaren erna ben ik vervroegd met pensioen gegaan. Ik heb veel gereisd, vrijwilligerswerk gedaan, en werd mantelzorger voor mijn moeder.
‘Toen kreeg ik opeens een belletje, van Erick van Zuylen, de eerste pedel, of ik nog geïnteresseerd was. Dat was een totale verrassing.’
En?
‘Ik vroeg: “Hoe kom je hier nou bij?” Hij zei: “Je hebt toch ooit gesolliciteerd?” Ik mocht er even over nadenken. Vanaf half februari ben ik begonnen met meelopen.’
Waarom hebben ze u uit de la getrokken, na al die tijd?
‘In de coronatijd zijn veel promoties en oraties uitgesteld. Het is toch een feestje, dat wil je vieren met collega’s, familie en vrienden. Toen het weer mocht, gingen die uitgestelde promoties door, bovenop die van de mensen die nu ook aan de beurt zijn.’

‘Dat was de belangrijkste reden om iemand te vinden. Ze wilden iemand die snel beschikbaar en flexibel was, goed kon organiseren en gevoel heeft bij de Leidse geschiedenis.
‘En een vrouw. Dat laatste had het college van bestuur besproken, omdat er nog steeds minder vrouwelijke hoogleraren zijn, en omdat er in Leiden nooit een vrouwelijke pedel is geweest.
‘Net als de universiteit was de 3 October Vereeniging ook lang een mannenbolwerk. Daar was ik ook een van de eerste vrouwen. Rond 2005 begon dat te veranderen, nu is de verhouding ongeveer fifty-fifty.’
Hoe ziet een proeftijd van een pedel eruit?
‘In eerste instantie keek ik op kantoor mee met het administratieve proces: welke formulieren heb je nodig, en hoe gaat het inplannen? Langzaam maar zeker ben ik gaan meelopen met Erick en (de andere pedel, red.) Frank Geerlings.
‘Eerst gebruikte ik leentoga’s. Die hebben we in alle maten boven hangen. Daar zitten vooral mannentoga’s bij. Ze zien er niet heel anders uit, maar ze zijn wel een stuk groter. Dan moet je uitkijken met die trappen, want je wil er niet opeens onderaan liggen.
‘Ze zitten ook anders, ze hangen bij de schouders en hebben minder ruimte bij de borst. Mijn eigen toga past een stuk beter. Pedeltoga’s zien er ook anders uit dan die van professoren. Bij ons is ‘Academici Lugdunum Batavorum’, afgekort tot ‘ACAD·LVGD·BAT·’. Bij mij zijn die letters geborduurd gelukkig en niet zoals bij de rest in metalen letters erop gestikt - dat is namelijk een stuk zwaarder.’
Was het wennen?
‘In het begin deed ik een voorgesprek met een kandidaat die geen Nederlands sprak. Ik had er niet bij stilgestaan dat de promoties en oraties voor een groot deel in het Engels zijn.
‘Ik heb veel gereisd en ben de taal wel machtig, maar het is wel een heel specifiek praatje met bepaalde namen en termen. Het woord voor pedel, bijvoorbeeld: beadle. Sommige dingen laten we gewoon Nederlands, zoals de aanspreektitels tijdens een promotie: “zeergeleerde” of “weledelgeleerde opponens”.
‘Die titels oefen ik altijd met de kandidaat. Daar moeten we dan allemaal even om lachen. Dat breekt meteen het ijs. Het hoort bij de Leidse mores, maar zo’n commissie vindt het echt niet erg als je het een keertje vergeet.
‘Iedereen is gespannen, hoe goed hun proefschriften ook zijn. We drinken een kwartier van tevoren een glaasje water of kopje thee, of een enkele keer een borreltje als ze écht heel zenuwachtig zijn.’