Achtergrond
Een tien wordt maar zelden gegeven (en dat is onterecht)
Waarom worden er zo weinig tienen gegeven? Mare ging op zoek naar de schaarse gevallen waarin studenten kregen wat ze verdienden en vroeg aan docenten waarom die beloning zo vaak uitblijft. ‘Hoge cijfers zijn niet goed voor de mens.’
Tirza Pulleman
dinsdag 2 maart 2021

‘Wie als docent aan een onderwijsinstelling bang is om een student een “10” te geven, moet zich realiseren dat dit cijfer niet staat voor “volmaakt” maar voor “uitmuntend”. Wie dan nog zijn angst niet kwijt is, behoort op een lager niveau te gaan doceren.’

Was getekend: een jonge Leidse jurist die in 1988 in de stellingen van zijn proefschrift een vurig pleidooi hield voor het hoogst haalbare cijfer. Hij zou later rector magnificus van de universiteit worden: Carel Stolker dus.

Ondanks deze mooie woorden heeft de tien onder Stolkers bewind niet mogen zegevieren. Uit gegevens van Universiteit Leiden blijkt dat van alle cijfers die werden gegeven in 2019, slechts 0,5 procent een 10 was (zie kader). Als die naar allemaal verschillende studenten zijn gegaan, betekent dat van de bijna 31 duizend studenten, slechts 154 een tien kregen.

‘Vast een verschrijving’

Een tien is zo zeldzaam, die vergeet je niet zomaar. Dat geldt ook voor Tobias van der Wal, die in 2012 als rechtenstudent zijn masterscriptie voltooide. ‘Ik had de definitieve versie ingeleverd en zat in het kamertje van mijn begeleider’, vertelt hij. ‘Op tafel lag het papiertje met mijn cijfer. Een tien. Vast een verschrijving, dacht ik. Maar het bleek echt.’

‘In plaats van de gebruikelijke 280 uur ben ik er acht maanden mee bezig geweest’

Een prachtig cijfer, maar tegen hoge kosten. ‘In plaats van de gebruikelijke 10 studiepunten of 280 uur, ben ik er acht maanden mee bezig geweest. Ik deed aanvullend onderzoek, en ben in de archieven gedoken. Dat heeft er wellicht aan bijgedragen.’

Zijn scriptie ging over de vordering uit onverschuldigde betaling. Voor de liefhebber: dat is het bedrag dat je terugkrijgt wanneer je bijvoorbeeld per ongeluk een schuld tweemaal aan een schuldeiser hebt voldaan. De betaler kan ook een zogeheten revindicatie instellen en daarmee het bezit van zijn zaak opeisen. Van der Wal bestudeerde een opvallende samenloop die ontstaat wanneer de betaler keuze heeft tussen beide rechtsvorderingen.

Stijgende verbazing

‘Tobias stelde zelf zijn scriptieonderwerp voor en wilde het beslist uitvoeren’, zegt Willem Zwalve, inmiddels emeritus hoogleraar historische ontwikkeling van het recht. ‘Ook nadat ik het had afgeraden, omdat het ontzettend ingewikkeld is. Hij is vervolgens zonder verder overleg of begeleiding aan de slag gegaan, en een paar maanden later lag het kant en klaar op mijn bureau. Ik las het met stijgende verbazing, en legde het daarna voor aan een collega. We vonden beiden dat de scriptie proefschriftwaardig was.’

‘Ik gaf nooit hoge cijfers omdat die een zware last leggen op studenten’

Van der Wal mocht op het onderwerp promoveren, iets wat volgens Zwalve na wat kleine aanpassingen aan de scriptie al haalbaar zou zijn.

Desondanks duurde het nog vijf jaar (de gebruikelijke lengte van een PhD-traject) voordat dat proefschrift er lag. Zwalve vermoedt dat de tien het lastiger maakte. ‘En dat is precies de reden waarom ik nooit hoge cijfers gaf, omdat die in mijn ervaring een zware last leggen op studenten.’

één keer eerder

In zijn tijd als hoogleraar in Groningen becijferde hij kandidaatsexamens (de voorganger van bachelors) soms als cum laude. ‘Dat zorgde voor veel druk, omdat studenten vervolgens hun doctoraalexamen ook zo hoog wilden halen. Het gevolg was dat ze hun examen eindeloos uitstelden.’

Tobias’ tien was bijzonder, zegt Zwalve, maar net geen unicum. ‘Eén keer eerder gaf ik een tien.’ Die ging naar Jan de Bie Leuveling Tjeenk, inmiddels bekend advocaat (van onder meer Shell in de rechtszaak aangespannen door Nigeriaanse boeren). Ook hij droeg zelf een onderwerp aan, ging zelfstandig aan de slag en leverde een scriptie in op proefschriftniveau. En ook hij mocht vervolgens onder Zwalve promoveren (maar wel op een ander onderwerp).

‘Beide gevallen waren hoge uitzonderingen’, benadrukt Zwalve. Hij vindt niet dat tienen vaker gegeven moeten worden aan de universiteit. ‘Over het algemeen zijn hoge cijfers niet goed voor de mens’, concludeert hij.

Inmiddels kijkt Van der Wal na zijn promotie zelf scripties na. ‘Ik heb nog geen tienen gegeven’, geeft hij toe. Het studietempo is opgeschroefd, de regels zijn strenger geworden en de mogelijkheid om langer over je scriptie te doen is verdwenen. ‘Daardoor is de mogelijkheid dat je een bijdrage kunt leveren aan de academische discussie kleiner geworden. En daarmee de kans om een tien te halen.’

Altijd iets fout

Weinig professoren deden Zwalve na en beloonden theses met een tien. ‘Ik heb het nog nooit gedaan’, vertelt hoogleraar klinische psychologie Willem van der Does. ‘Wel eens voor tentamens met open vragen, en heel zelden voor essays, maar nog nooit voor scripties.’

Eén keer kwam hij heel dichtbij, in 1999. ‘Het was mijn eerste scriptie. Het niveau was verbluffend, echt een tien waard.’ Helaas was de tweede lezer het er niet helemaal mee eens, en zelf had hij nog geen vergelijkingsmateriaal. Uiteindelijk werd het een 9,5. ‘Daarna heb ik nooit meer een tien overwogen.’

Ook Frank Israel, emeritus hoogleraar nabije sterrenstelsels, zegt dat hij nog nooit een tien heeft gegeven. ‘Maar ook nog nooit een één!’ Waarom dan geen tienen? ‘Er is altijd wel iets fout. Studenten slaan dingen over of maken een begripsfout.’

‘Iets hoeft niet volmaakt te zijn om een tien te verdienen. Het moet beter zijn dan verwacht’

Hoogleraar theoretische natuurkunde Carlo Beenakker is het daar niet mee eens. ‘Ik geef regelmatig tienen voor tentamens met open vragen. Nakijken is bij ons gewoon een kwestie van punten bij elkaar optellen. Heb je alle punten, dan heb je een tien. Bij mij geen subjectief gedoe dat een tien volmaaktheid betekent. Dat is geen enkele student, maar dan verdient hij of zij nog wel een tien!’

Maar bij de faculteit Wiskunde en Natuurwetenschappen is dat misschien wel makkelijker te beoordelen, geeft hij toe. ‘Onze tentamens bestaan uit sommetjes, die maak je goed of slecht. Het nakijken van essays is vast lastiger.’

De bètafaculteit blijkt inderdaad ruim de meeste tienen te geven, blijkt uit de gegevens van de universiteit. Voor zowel de bachelors als masters zat het percentage de afgelopen drie jaar ruim boven één procent. De overige faculteiten schommelen tussen 0,1 en 0,7 procent, op Governance and Global Affairs na; daar werden het laatste jaar helemaal geen tienen uitgereikt.

zesjescultuur

Sinds 2017 komen de zessen en zevens het vaakst voor (zie kader). Daarmee lijkt de becijfering aan de Universiteit Leiden een zesjescultuur te bevestigen. Hoe komt dat?

Hoe de 7 aan terrein won

In 2017 en 2018 gaven de meeste docenten een zes (respectievelijk 24 en 22,9 procent van de cijfers is dan een 6). Daarna kwam de 7 het meest voor (22,6 en 22,4 procent), opgevolgd door de 8 (19,8 en 20,1 procent).

In 2019 wint de 7 aan terrein (22,6 procent). Daarnaast blijven de 6 (22 procent) en 8 (21,1 procent) populair. De afgelopen drie jaar (verder gaan de gegevens niet terug) lijken de cijfers dus iets hoger te worden. Desondanks blijft de 10 sinds 2017 op dezelfde magere 0,5 procent hangen.

Helaas blijft het onduidelijk hoe vaak de 1 voorkomt, omdat onvoldoendes niet meegerekend worden in de zogeheten grading tables van de universiteit.

De gegevens van 2020 zijn nog niet beschikbaar.

Allereerst lijkt er geen eenduidige definitie te zijn van wat een tien voorstelt. Voor Beenakker is het simpel: ‘Een tien is alle vragen goed. Een tentamenvraag moet door iedereen gemaakt kunnen worden. Kan dat niet, dan is het tentamen slecht.’ Volgens Israel is dat echter niet genoeg. ‘De student moet ook iets extra’s doen, boven op de gevraagde stof.’

Alleen 4 tot en met 9

‘Wanneer studenten extra verdieping geven, krijgen ze een tien’, zegt hoogleraar Koreastudies Remco Breuker. Onlangs gaf hij zijn tweede tien op een tentamen dat hij al vijftien jaar afneemt.

‘Iets hoeft niet volmaakt te zijn om een tien te verdienen. Het moet beter zijn dan verwacht.’ Maar ook dat is geen garantie. ‘Laatst gaf ik een uitzonderlijk goede scriptie een 9,6. Ik heb eigenlijk niet eens aan een tien gedacht.’

De professoren denken dat het Nederlandse becijferingssysteem het lage aantal tienen in de hand werkt. ‘In Nederland gebruiken we maar zes van de tien cijfers: vier tot en met negen’, stelt Van der Does. ‘Boven de negen is echt heel zeldzaam.’ Dat is in Amerika wel anders. ‘Daar werken ze met letters: van A tot F. Een A staat niet gelijk aan perfectie, maar aan alles boven een acht. Dat maakt het geven van A’s makkelijker.’

‘Een tien is een prachtig cijfer. Het motiveert enorm’

Dat systeem wordt ook toegepast bij het Leidse university college. De cijfers liegen er niet om: van alle beoordelingen uit 2019 was 25,9 procent een A- en 21,8 procent een A/A+.

Vaker A's 

‘Ik geef daar inderdaad vaker A’s’, geeft Van der Does toe. Dat is dan weer het gevaar van te veel hoge cijfers geven, waarschuwt Breuker. ‘Dat maakt ze niets meer waard.’

En wat vindt de oud-rector ervan, dat er 33 jaar na zijn proefschrift weinig lijkt te zijn veranderd?

‘Niet goed’, antwoordt hij. Stolker zegt nog steeds achter zijn stelling van toen te staan. ‘Een tien is een prachtig cijfer, en het motiveert enorm. Wie als docent bang is om een werkstuk als uitmuntend te beoordelen, die hoort niet dat vak te doceren. Een tentamen waarin geen of nauwelijks tienen voorkomen, is óf geen goed tentamen, óf het is door de docent slecht becijferd.’