Met een ijzeren staaf breekt een beul de arm van de veroordeelde crimineel Jan Pannant, die op de Grote Markt in Brussel aan het rad op het schavot is vastgebonden. De scherprechter verbrijzelt ook de andere arm en de benen van de dief en moordenaar. Vervolgens slaat hij in op Pannants hoofd. Als gevolg van de klappen druipen delen hersenen langs de wangen van de geëxecuteerde. In het publiek vallen mensen flauw.
‘Mensen hadden nog nooit zoiets gezien’, vertelt historicus Isabel Casteels. ‘Radbraken was een zeer uitzonderlijke vorm van executie, ook in die tijd.’ De Brusselse handelaar Jan de Pottre, die het gruwelijke tafereel van 17 november 1564 in een kroniek heeft vastgelegd, vond het verschrikkelijk om toe te kijken. ‘Je voelt de afschuw in zijn beschrijving.’
In talloze boeken, films en series komt het beeld naar voren dat terechtstellingen door toeschouwers golden als een vorm van entertainment: een spectaculair uitje voor het hele gezin. ‘Het is echter een misverstand dat mensen het leuk vonden om naar publieke executies te gaan en schreeuwden om bloed.’
leuke show
Althans, dat blijkt niet uit de tientallen kronieken met daarin beschrijvingen van terechtstellingen die Casteels bestudeerde voor haar promotieonderzoek. ‘Die zijn natuurlijk niet noodzakelijk representatief voor iedere toeschouwer. In geen van de kronieken heb ik echter iets kunnen teruglezen van: oh, wat een leuke show.’
Een andere misconceptie is dat executies een instrument waren van de autoriteiten om de bevolking in het gareel te houden. ‘De terechtstellingen werden door het gezag én het volk gezien als een belangrijk onderdeel van het rechtssysteem.’ De mensen gingen naar het galgenveld omdat ze het als hun burgerplicht zagen om erbij te zijn. Het hoorde bij het dagelijks leven, betoogt Casteels.
‘Mijn onderzoek gaat over de interactie tussen overheden en publiek rond executies. Wat ik heel verrassend vond, was het meeleven van het publiek met de “patiënt”, zoals de persoon die op het schavot sneuvelde, werd genoemd. We wisten uiteraard al dat er een religieuze dimensie zat aan de terechtstellingen maar het feit dat dat ook door toeschouwers zo werd beleefd, is echt iets nieuws.’
niet tegenstribbelen
Doodgaan was in de zestiende eeuw gebonden aan allerlei normen, de zogeheten ars moriendi: de kunst van het sterven. ‘Daar zijn vele handboeken over geschreven. De manier waarop je sterft had invloed op je zielenheil. Het was van belang om berouw te tonen voor je zondes maar ook om standvastig te zijn op het schavot, zoals Christus aan het kruis.’
Daders moesten niet angstig en boos worden, niet tegenstribbelen of proberen te vluchten. ‘Accepteer dat je moment is gekomen om waardig te sterven. Je knielde zelf neer en zei tegen de beul: “Ik vergeef je dat je mij nu ter dood gaat brengen.”’
Het publiek werd daarbij betrokken en bad soms samen met de veroordeelde. ‘Ik heb een mooi voorbeeld van een kroniekschrijver die beschrijft hoe de patiënt op de knieën gaat en een deel van het publiek dat ook doet.’
Het scenario niet volgen, kon grote gevolgen hebben. Casteels beschrijft hoe twee dieven in Bergen, in het huidige België, een relatief milde straf kregen: bij elk werd een oor afgesneden. De twee toonden echter geen berouw, ook niet na aandringen van geestelijken en het publiek. Ze bezwoeren zelfs dat ze achter de autoriteiten aan zouden gaan die hen hadden opgepakt en veroordeeld. Dit gedrag kwam hen duur te staan: ze verloren niet ieder een oor, maar hun leven aan de galg.
De Reformatie en de Tachtigjarige Oorlog veroorzaakten een executiecrisis in de Nederlanden. Protestanten, ketters volgens katholieken, verzetten zich tegen de ars moriendi en gebruikten hun eigen executie als een podium om hun geloofsidealen uit te dragen. Ze toonden geen berouw en zwoeren hun ketterse geloof niet af.
Politiek wapen
‘Executies werden een politiek wapen. Er verschijnen martelaarsboeken die de dood van de protestanten verheerlijken. Ze kunnen onnatuurlijk veel pijn en schaamte verdragen. God moet hen dan wel hebben bijgestaan. Dat verstoorde het ritueel: terechtstellingen worden op z’n kop gezet. Protestantse geloofsgenoten in het publiek gingen bijdragen aan die verstoring en moedigen veroordeelden aan om standvastig te blijven. Ze beklommen het schavot om de patiënt een kus te geven of gingen luid psalmen zingen.’
Uiteindelijk escaleerde dit en leidde het tot bevrijdingen van veroordeelden, tot afschuw van katholieke toeschouwers. ‘Executies moesten orde tonen, maar het was nu juist chaos. Dat sloeg heel erg over op hoe mensen naar de autoriteiten keken. Die werden geacht om dat alles in goede banen te leiden, maar hadden de boel juist niet in de hand.’
Als reactie kwam er meer bewaking en werden executies op gekke tijdstippen voltrokken, buiten het zicht van het publiek. ‘Antwerpen ging in het geheim executeren. In het begin van de jaren 1560 stopten ze op heel veel plekken met het executeren van ketters, omdat ze het niet voor elkaar kregen om het ordelijk te organiseren.’

Na de Beeldenstorm in 1566 kwamen de terechtstellingen van ketters weer op gang, maar het bleef een hachelijke zaak. Ingehuurde soldaten die het schavot bewaakten, kenden de gemeenschap niet en raakten snel in de stress.
‘In Ieper liep in 1567 een terechtstelling uit op een debacle. Een gereformeerde predikant wilde voor zijn executie het woord. Eerst mocht dat niet van de autoriteiten, toen weer wel.’ Onrust in het publiek deed de soldaten naar hun musket grijpen. Ze begonnen te schieten op de meute. ‘De kroniekschrijver zag dat er allemaal mensen omver werden geschoten op deze “zwarte dag voor Ieper”. Ook zijn broer raakte gewond.’ Er vielen in totaal dertien doden en meer dan zeventig gewonden.
Ketterijwetgevingen
Pas na 1585 kwam er een einde aan alle onrust. ‘Het zuiden van de Nederlanden kwam weer in handen van Filips II en in het noorden werd het protestantisme de publieke kerk. Al tijdens de zogeheten Pacificatie van Gent in 1567 spraken de opstandige provincies met elkaar af om al die ketterijwetgevingen af te schaffen.’
In het zuiden werden de terechtstellingen afgeschaft. ‘Landvoogd Alexander Farnese ging niet massaal executeren na herovering van calvinistische gebieden. De grenzen van wie waaraan had meegedaan waren zo wazig geworden en niet meer scherp te krijgen. Het verzoenend beleid van Farnese richtte zich veel meer op herstel van de katholieke kerk. Executies werden niet meer ingezet in dat hele machtsspel.’
Het werk van de beul, ook wel scherprechter genoemd, had risico’s. ‘Als een beul de executie onnodig wreder maakte dan het publiek nodig achtte, was een rigoureuze reactie mogelijk’, vertelt Isabel Casteels. ‘Het ritueel mocht geen wanvertoning worden.’
Een beul in Mechelen werd zelf gelyncht toen hij er niet in slaagde om een executie goed uit te voeren. In Antwerpen stenigde een groep kinderen een scherprechter toen deze een terechtstelling verprutste. Het volk in Luik verdronk een beul omdat hij een patiënt slecht had onthoofd.
‘Het was geen eervol beroep en dat had natuurlijk heel erg invloed op je positie in de maatschappij. Niemand wilde dat werk doen, dat heeft te maken met het idee van eer en schaamte. De beul had vaak zelf een crimineel verleden. Het kwam voor dat iemand die ter dood was veroordeeld aan zijn lot kon ontsnappen door scherprechter te worden. Het was een taboe. Deze mensen werden heel erg gemeden. Ze mochten vaak ook niet op bepaalde plekken komen.
‘Als je zoon was van een beul, had je niet veel keuze als het ging om werk. Iedereen wist dat jij de zoon van de scherprechter was. Het was dan je lot om zelf beul te worden. Ze trouwden eigenlijk alleen met vrouwen die ook uit die kringen kwamen. Het werden hele dynastieën.’
Isabel Casteels
Looking for Justice, Execution Spectators and the Revolt in the Low Countries, ca. 1520-1585. Promotie is 26 juni
In september verschijnt bij uitgeverij Lannoo Casteels publieksboek De kronieken van de dood. Opstand en executies in de Nederlanden 1500-1600