Is er in de tijd waarin u docent was bij de opleiding Journalistiek & Nieuwe Media veel veranderd?
‘Enorm veel. Sociale media zijn een dominante factor geworden, er is, mede door Trump, een gif in de samenleving gespoten die de journalistiek zwart probeert te maken, de opiniebladen zijn bij wijze van spreken failliet gegaan. Vrij Nederland, ik heb er zelf ooit nog stukken voor geschreven, had ooit een oplage van 100.000. Nu kent de hoofdredacteur alle lezers persoonlijk.
‘Ik ken docenten die al tien jaar hetzelfde doceren, maar daar vind ik geen bal aan. Omdat ik zo echt journalist ben, wil ik het liefst elke dag iets nieuws vertellen. Als ik vandaag college zou geven, zou ik vertellen: meningen zijn leuk, maar feiten zijn heilig. Ken je rol als journalist, vertrouw niemand, en zoek het goed uit.’
Zijn de studenten ook anders?
‘Ze lezen steeds minder traditionele media maar halen veel nieuws van sociale media. Naar Radio 1 luisteren ze niet. Ik heb moeite gehad met het verschil in interesse: de ene leest elke dag NRC terwijl de andere nog niet twee landelijke kranten kan opnoemen. Ze hoeven niet allemaal een nieuwsjunkie te zijn zoals ik, die ook Duitse en Franse kranten leest, maar de minor mag wel wat strenger selecteren. Er worden er nu 120 toegelaten, dat is te veel.
‘Studeren is sowieso heel erg overschat: iedereen wil naar de universiteit, maar er is geen loodgieter meer te vinden.’
‘Ik heb ook van studenten geleerd. Ik zag ze de hele dag op hun telefoon het nieuws volgen en twitteren. Mijn generatie journalisten vindt Twitter een riool. Dat is het ook, maar er komen ook heel waardevolle dingen voorbij. Dus ik dacht: ik moet er niet mijn neus voor ophalen, ik moet ook gaan twitteren. Ik haal er nu een hoop nieuws vandaan.’
Studenten vinden dat u erg kan uitweiden in uw colleges en soms erg afwijkt van de rode draad. Herkent u zich daarin?
‘Bij evaluaties kreeg ik vaak te horen dat er geen touw aan mijn colleges is vast te knopen. Ik sla vaak een zijweg in en heb dan de hoofdweg allang uit het zicht, omdat ik vaak sta te praten uit verwondering. Maar studenten willen structuur in een verhaal. Toen heb ik van Jaap de Jong (hoogleraar journalistiek, red.) geleerd dat er al een suggestie van structuur in zit als je drie punten probeert op te sommen.
‘Studenten die echt geïnteresseerd waren in journalistiek, konden mijn colleges wel op waarde schatten. Maar de rest zal het afschuwelijk hebben gevonden.’
U voorspelde in een college in 2012, waar ik zelf als student bij was, dat tien jaar later het aantal papieren krantentitels zou zijn verminderd. Die voorspelling lijkt niet uit te komen. Goed nieuws?
‘Ik heb altijd geloofd dat kranten blijven bestaan, maar meer als luxeartikel voor op zaterdag. Vergeet niet dat er nog maar een paar concerns zijn die alle kranten uitgeven. Nederlands Dagblad koopt stukken van de Volkskrant, Het Parool staat vol met artikelen uit AD. Zo blijft het betaalbaar.’

Ook voorspelde u toen dat landelijke kranten staatssteun nodig zouden hebben. Op wat gemeentes na die regionale journalistiek steunen, is ook die voorspelling niet uitgekomen. Holt de traditionele journalistiek minder snel achteruit dan u dacht?
‘Het is een stokpaardje van mij, leuk dat je het hebt onthouden. De achteruitgang is minder snel gegaan dan ik dacht, maar dit gaat gebeuren. Er zijn momenteel discussies om de kranten te steunen, bijvoorbeeld door gunstigere btw-tarieven. Onlangs nog heeft Arie Slob (minister voor media, red.) vijf miljoen euro gestopt in stimulering van onderzoeksjournalistiek, ook voor landelijke media.
‘Het verdienmodel is heel erg veranderd. De advertentie-inkomsten zijn dit jaar enorm gedaald, er zijn banen verdwenen. Als bijvoorbeeld NRC het niet meer redt, zul je zien dat die overheidssteun krijgt. Dat gebeurt ook bij de publieke omroep, hè.’
U moet stoppen met doceren vanwege uw pensioengerechtigde leeftijd. Vindt u dat jammer?
‘Dat is de meest pijnlijke vraag die je me kunt stellen. Over mijn vertrek is geen discussie geweest: ik ben niet gevraagd door te gaan en dat vind ik prima. Ik moet eerlijk zeggen: het was een hele opgave om les te geven, naast mijn journalistieke werk. Maar ik denk dat de opleiding er voordeel van heeft gehad dat ze iemand hebben binnengehaald die opereert in een hoog segment van de journalistiek.’
U zag uzelf als vreemdeling op de universiteit. Waarom?
‘Ik ben van huis uit geen wetenschapper, ben niet gepromoveerd. Dat was geloof ik wel de wens toen ik hier kwam. Ik heb deze universiteit ervaren als een gesloten gemeenschap, een bolwerkje, waar ik sommige docenten en hoogleraren met hun neus in de wind heb zien lopen. Mij paste, als niet-wetenschapper, bescheidenheid. Zo heb ik dat gevoeld.’
‘Maar als ik boeken over journalism studies las, vaak geschreven door mensen die zelf geen journalist zijn geweest, had ik moeite de inhoud te begrijpen. Ik heb ook promotievoorstellen gezien waarvan ik dacht: wat is hier de relevantie van? Iemand die onderzoek wilde doen naar de pers van het Caribisch Gebied - gezien het weer daar zou ik dat ook wel willen doen, maar die krantjes hebben maar een heel beperkt bereik en ongeveer het niveau van de Aldi-reclamefolder. Wat is daar nou het belang van? Maar ik heb daar altijd wijselijk mijn mond over gehouden.’
Waarom?
‘Vanwege mijn bescheidenheid en beperkte titulatuur. Ik ben simpelweg geen wetenschapper en denk niet de hele dag in vergelijkend onderzoek. Ik heb altijd mijn plaats geweten.
‘Toch ben ik heel dankbaar dat ik in Leiden mocht werken. Ik weet nog dat ik college gaf in de Cleveringazaal. Ik voelde me klein, maar ook verantwoordelijk en bevoorrecht dat ik in die zaal, met die naam, studenten mijn wijsheden mocht verkondigen. Alle andere zalen in het Lipsius hou je liever voor de buitenwereld verborgen, die zijn alleen al rampzalig omdat je daar tot je enkels in de krijtresten staat.
‘Er loopt hier enorm veel talent rond, er zijn elke dag promoties van groot wetenschappelijk belang, er komen grote internationale sprekers. Er gebeurt hier zo veel op hoog niveau, maar die trots zie ik te weinig terug. In de koffiehoek van het Lipsius staat op de tv-schermen RTL 7 of een andere onbenullige zender op. Waarom wordt er niet doorgeschakeld naar een lezing ergens op de universiteit? Waarom is er niet een wekelijks universiteitsjournaal? Dan vergroot je dat gevoel van verbondenheid. De universitaire gemeenschap zou veel meer kennis kunnen nemen van wat hier allemaal gebeurt.’
U loopt al zo’n 35 jaar rond op het Binnenhof. Als verslaggever van het NOS Journaal had u het regelmatig aan de stok met premier Wim Kok. Wat maakte dat u hem het bloed onder de nagels vandaan haalde?
‘De Partij van de Arbeid lijdt aan een ernstige vorm van beheerszucht en strategisch denken, vooral in campagnetijd – extremer nog dan andere partijen. Zeker in verkiezingstijd willen ze de agenda bepalen, maar journalisten moeten daar juist tegenin gaan. Ik koos voor onderwerpen die ík belangrijk vond. Bij een partijbijeenkomst ergens in het land, over veiligheid ofzo, ben ik voortijdig weggelopen en buiten met de camera bij Koks auto gaan wachten. Toen hij naar buiten kwam, bevroeg ik hem over een heel ander onderwerp. Dat kon hij niet waarderen.’
Hij noemde u ‘een geval apart’.
‘Dat vond ik heel naar, maar ook wel eervol. Een geval apart is wat een journalist eigenlijk moet zijn.
‘Toen ik hoofdredacteur was van actualiteitenrubriek Netwerk heb ik ook een akkefietje met Balkenende gehad. We waren erg kritisch op hem. Toen kregen we een interviewverbod van een half jaar. Daar heb ik hem toen wel een brief over geschreven.’
De documentaire Hart van de Democratie portretteert Boonman als oude rot op het Binnenhof. Te zien is hoe hij graag een stukje taart mee-eet bij feestelijke partij-aangelegenheden en zijn oor te luister legt in de wandelgangen en bij persmomenten. Ondertussen klaagt hij over het wegvallen van goede bronnen, waardoor het moeilijker is om aan nieuws te komen.
Heeft de parlementaire journalistiek haar beste tijd gehad?
‘Nee, dat niet. We zijn overal bij, er is bijna geen onbewaakt ogenblik. Alleen al de NOS heeft 35 journalisten in Den Haag rondlopen. Dat zie je er overigens niet aan af, ze maken zelden nieuws op basis van eigen onderzoek. Ze hebben weleens een rapport als eerst, maar dat gaat dan bij wijze van spreken over de avondklok die om 21 uur ingaat in plaats van 20 uur.’
‘Redacties laten zich leiden door de waan van de dag. Er heerst scoringsdrift: gaan er koppen rollen? Terwijl de basis moet zijn: mensen informeren, tegels lichten en verantwoording afdwingen. Maar door die hoge omloopsnelheid van het nieuws blijft werk liggen dat meer tijd kost.
‘Zelf ben ik nooit echt een nieuwtjesjournalist geweest. Ik ben geïnteresseerder in wat we niet zien. De processen, zoals de Brexit en Europese politiek. Ik heb altijd autonoom willen opereren. Overigens vaak tot ergernis van de eindredactie van het NOS Journaal, toen ik daar nog werkte. Die wisten vaak niet waar ik was of mee bezig was.’
In de documentaire zit u verslagen in de gang van het Binnenhof, na een stortvloed aan haatberichten op sociale media.
‘Dat schokte mij, ja. Na die speech van Baudet - waarin hij zei dat de samenleving wordt ondermijnd door de journalistiek, kunst en universiteiten - vroeg de interviewer op de radio me waar die uitspraak mij aan deed denken. Niemand durfde het te zeggen, maar ik zei het: de jaren dertig. Dat bleek een handgranaat.’

‘Ik dacht: waarom zijn die mensen zo boos? Inmiddels is het elke week raak, ik ben er nu wel aan gewend. Laatst werd ik weer uitgescholden omdat ik zei dat ik de agressie tegen D66-leider Sigrid Kaag niet begreep. Zij krijgt zo veel haat over zich heen, terwijl het een heel intellectuele vrouw is die zo verstandig was de afgelopen twintig jaar niet in Nederland te wonen. Het is niet eens een politiek oordeel: ik ben slechts observator en ik becommentarieer.’
Wat vond Baudet van uw vergelijking?
‘Hij vond dat ik overdreef. Maar goed, niemand in de Kamer neemt hem nog serieus. Het tijdperk Baudet is helemaal voorbij. Even geleden ging ik naar het kamertje van Forum voor Democratie om het laatste boek van Baudet op te halen. Daar zaten van die studentikoze jongetjes als Freek Jansen. Of ik 35 euro wilde betalen. Dat wilde ik niet, dus ik naar Baudet voor een gratis exemplaar. Hij geeft me er een en zegt: “Er staan ook plaatjes in hoor.” Echt zo’n elitair Minervagrapje, alsof ik laaggeletterd ben.’
Wat vindt u het best aan uw eigen interviewstijl?
‘Onverwacht toeslaan, de ander uit zijn comfort zone halen. Of juist heel aardig doen als de ander denkt dat je hem onheus gaat bejegenen. Je moet alles omkeren. Toen ik net begon bij het Journaal moest ik premier Lubbers interviewen. Het ging toen heel slecht met zijn laatste kabinet, en daar vroeg ik naar. Hij antwoordde dat er niks aan de hand was. Toen zei ik: “Dus eigenlijk is de sfeer nog nooit zo goed geweest?” Toen werd hij kwaad!
‘Kok zei tegen me dat hij nooit wist waar ik naartoe wilde. Dat is de truc: ze verrassen en zorgen dat ze geen greep op je hebben.’
Kees Boonman (66) is politiek commentator en journalist. Op NPO Radio 1 duidt hij de politiek in dagelijks programma Spraakmakers en zaterdagochtendshow Nieuwsweekend. Datzelfde doet hij bij Tijd voor Max.
Tot deze maand was Boonman als docent verbonden aan de opleiding Journalistiek & Nieuwe Media van de Universiteit Leiden.
Boonman ging naar de School voor Journalistiek in Utrecht. Tijdens zijn studie schreef hij stukken voor de sportredactie van Haarlems Dagblad. Daarna volgden onder meer Elsevier, HP/De Tijd en Vrij Nederland. In 1987 verruilde hij de schrijvende journalistiek voor de audiovisuele, waar hij bij de VARA ging werken als politiek redacteur. Van 1993 tot 2001 was Boonman politiek verslaggever voor het NOS Journaal. Tot 2005 was hij hoofdredacteur van actualiteitenrubriek Netwerk.
Verder heeft Boonman gewerkt voor tv-programma EenVandaag en radio-programma TROS Kamerbreed en maakte hij vlogs onder de naam Keesvlogs.