‘Als schrijver weet je dat er tijden zijn dat je en vogue bent. Vervolgens komt er een 2.0-versie van jou op, en ben je zo weer vergeten’, zegt schrijver en letterkundige Karin Amatmoekrim (1976). ‘Maar Anil was daar teleurgesteld over. Met een beetje meer levenslust had hij zichzelf opnieuw kunnen uitvinden, maar zijn energie was op.’
Op de dag van zijn 54ste verjaardag pleegde de Surinaams-Nederlandse presentator, journalist en schrijver Anil Ramdas (1958-2012) zelfmoord. Als hindoestaanse Surinamer ging hij in Nederland sociale geografie studeren. Hij begon zijn journalistieke carrière bij De Groene Amsterdammer, waar hij bevriend raakte met journalist en schrijver Stephan Sanders. Met hem maakte hij het televisieprogramma Het Blauwe Licht waarin ze samen mediafragmenten analyseerden. Na een correspondentschap in India voor NRC werd Ramdas directeur van het Amsterdamse debatcentrum De Balie.
‘Ik heb het een beetje gemist toen hij veel aandacht kreeg’, vertelt Amatmoekrim, die dinsdag in Leiden promoveert op een biografie van Ramdas. ‘Ik wist dat hij bestond, maar was niet met hem bezig, hoewel we allebei van Suriname zijn. Ik heb Het Blauwe Licht pas gezien toen ik aan dit onderzoek begon. Stephan en Anil hadden best wel swag. Jonge mannen met mooie overhemden, die al peukjes rokend tv-programma’s ontleedden.’
‘Schrijvers moeten voor ons het verleden terugvinden, waarmee wij aan ons heden zin kunnen geven. Migranten moeten hun verleden verzinnen, niet door erover te liegen, of het te verheerlijken en te romantiseren. Maar door het literair te verwerken en op die manier dat verloren verleden zinvol te maken.’
(Uit: De papegaai, de stier en de klimmende bougainvillea, 1992)
‘Ik ontmoette Anil in 2010. Hij had me in een tv-programma geïnterviewd. Na afloop stonden we aan de bar. Het was vlak voor de verkiezingen en de populariteit van de PVV maakte ons angstig. Bij migranten komt het anders binnen als er ineens een partij met een racistisch programma opstaat. “Wat doe je als Wilders aan de macht komt?” vroeg Anil. “Dan vertrek ik”, antwoordde ik. “Je kunt overal schrijven.” Ik had al met die gedachte gespeeld want voelde me niet meer welkom in Nederland.
‘Hij was helemaal in shock: “Je ben toch een schrijver? Is het niet je taak om juist nu te blijven?” Het is een heel relevante vraag, waar ik toen geen antwoord op had. Door de opkomst van het populisme en de wereld die in de fik staat, ontkwam ik er niet aan me met het maatschappelijk debat te bemoeien. Als migrant en vrouw van kleur is mijn bestaan politiek geladen. Ik kon ook niet meer wegkijken. Het was onvermijdelijk.
Koning van de allochtonen
‘Anil was een van onze beste essayisten: een voorloper als het gaat om het nadenken over nationale identiteit en onze multiculturele samenleving. De koloniale geschiedenis bepaalt onze werkelijkheid. Alle migratiestromen komen voort uit de ongelijke verdeling van welvaart, die weer het gevolg zijn van het imperialisme. Zo lang het Westen zoveel rijker is, zal de rest van de wereld naar ons toe willen komen.
‘Anil verwerkte zijn ervaringen als migrant in zijn werk. Hij belichtte niet alleen het Surinaamse of Nederlandse perspectief, maar probeerde ook alle dwarsverbanden buiten zijn eigen identiteit te tonen. In alle herdenkingsstukken die na zijn dood verschenen, ontbreekt dat postkoloniale perspectief. Anil werd zelfs omschreven als de “koning van de allochtonen”, de migrant die nooit ergens thuiskomt en bij wie de tragiek schuilde in een combinatie van alcoholisme en algehele ontworteling.
Toen hij overleed, ben ik zijn enige roman, Badal, gaan lezen, die een jaar voor zijn dood uitkwam. Het hoofdpersonage is een drankzuchtige Surinaams-Nederlandse schrijver. Recensenten fakkelden het af als “pijnlijke egotrip”.
‘Ik was echter onder de indruk en in de war van de roman, omdat ik nog nooit zo’n boek in de Nederlandse literatuur had gelezen. Anil creëerde een volwaardig zwart personage met al zijn tegenstrijdigheden en gelaagdheden. Het biedt een heel kritisch perspectief op de onmogelijkheid voor migranten om zich volledig te verhouden naar de verschillende werkelijkheden in die wereld. Dat is superwaardevol.
‘Toen dacht ik: misschien ben ik wel de aangewezen persoon om dit onderwerp verder uit te diepen. Van zijn familie mocht ik alles gebruiken voor de biografie. Zijn vrouw Chandra vroeg alleen of ik een aantal intieme berichten aan haar weg wilde laten. Dat vond ze te confronterend. Het zijn heel verdrietige maar mooie mails. Ik ging zelf door een scheiding toen ik ze las, en heb echt zitten huilen.’
‘Hollanders die in eigen huizen wonen en een eigen auto hebben en met vakantie kunnen, zijn voor een groot deel white trash. Het zijn tokkies, het zijn families Flodder, met achterlijke ideeën en onbeschofte omgangsvormen. Wat kun je anders zeggen van de meeste Telegraaflezers, SBS 6- en RTL-kijkers en PVV-stemmers, dan dat ze boers, onbehouwen, ruw, plat, vulgair, ordinair en ongemanierd zijn? Primitieve, rancuneuze, rechtse en extreemrechtse types zonder moraal, zonder principes, zonder idealen. De culturele beschaving van een groot deel van de Hollanders is net zo mislukt als die van een groot deel van de allochtonen.’
(Uit: ‘Het culturele drama’, 2010)
‘Op dat essay werd heel heftig gereageerd, terwijl hij inhoudelijk wel een punt heeft. Ramdas stond voor altijd zeer kritisch blijven op jezelf en anderen. Dat was niet meer in de mode. Mensen waren vermoeid, hadden geen behoefte aan een ander perspectief. Deze vermoeidheid was gekoppeld aan het gevoel dat het Westen na 9/11 gevaar liep. Door de terroristische aanslagen was er geen plek voor zijn ideeën. Het sentiment was: je bent met ons, of tegen ons.
GROOTSTE PESTKOPPEN EN SCHREEUWERS
‘Niemand had behoefte aan iemand die opsomde wat het Westen allemaal niet goed deed. In Nederland willen we dat iemand normaal doet en niet al te vol van zichzelf is. Niemand houdt van een wijsneus, en Anil was een enorme wijsneus. Het braafste jongetje in de klas dat steeds zegt tegen een klasgenootje: “Niet afkijken, dat is namelijk niet goed voor je.”
‘Als hij dit essay nú zou publiceren zou er heel anders op worden gereageerd. Maar destijds kregen de grootste pestkoppen, de hardste schreeuwers op het schoolplein de meeste ruimte in bladen en kranten.
‘Hij nam het zichzelf en zijn generatie linkse intellectuelen kwalijk. “We hebben het debat uit onze handen laten glippen”, zei hij in een van zijn laatste interviews.’
‘Sinds oktober: vader overleden, Chandra echt bij me weg, definitief verhuisd, ach, met mij viel toch niet echt te leven. Ik heb me in december bijna dood gedronken, werd met een promillage van 4.1 opgenomen op de afdeling psychiatrie van het Lucas Ziekenhuis, (psychose, vechtend en bloedend, ze bonden me vast aan het bed, zoals in de Middeleeuwen), voor het geval je het wil weten: normaal raak je bij een promilage van 4.0 in een coma, en ben je bij 4.5 dood. ik heb mezelf dus bijna ge-Amy Winehoused.’
(Uit: mail aan uitgever De Bezige Bij, 2012)
‘Het overlijden van zijn vader – die altijd heel trots op hem was – is mogelijk het laatste duwtje geweest. Anil was erg teleurgesteld in Nederland. Hij dacht: daar zal ik alleen maar inhoudelijke gesprekken voeren, dan kijken de mensen naar mij zoals ze naar andere intellectuelen kijken, dan doet mijn kleur er niet toe.
‘Als persoon van kleur in een witte omgeving word je echter constant geconfronteerd met aannames gebaseerd op je uiterlijk. Je moet je constant bewijzen. Dat is heel vermoeiend. Anil hoopte niet zozeer thuis te komen in het Westen, maar wel dat er een hoekje voor hem was waar hij zijn werk kon doen. Dat hoekje was er op het einde van zijn leven niet meer.
Geen lafaard
‘Vlak voor zijn dood wees hij vrienden op De Vernedering van Philip Roth. Hij zei: “Dit ben ik.” Die novelle gaat over een toneelspeler die zijn talent verliest. Alles waarom hij bewonderd werd, was plots verdwenen.
‘Hij droeg het boek bij zich toen hij zelfmoord pleegde. Voorin liet hij een kort afscheidsberichtje achter, gericht aan zijn kinderen en zijn vrouw. “Dit boek zegt alles”, schreef hij. “Noem me geen lafaard, schat. Maar ik kon het niet meer.”’
Karin Amatmoekrim
In wat voor land leef ik eigenlijk? Anil Ramdas, onmogelijk kosmopoliet
Prometheus, 520 pgs. €39,99.
Promotie is 26 september
In haar column in NRC schreef Karin Amatmoekrim deze maand dat ze niet bescheiden zal zijn als ze aanstaande dinsdag haar proefschrift succesvol heeft verdedigd. ‘Als ik straks doctor ben, mag iedereen het weten.’
Soms wordt er wat minachtend gesproken over academische titels, vertelt ze.
‘Ik had hier een discussie over met een goede vriend die in Delft had gestudeerd. Hij deed wat schamper over mijn proefschrift. Toen zei ik tegen hem dat hij wel moest begrijpen dat het voor mensen zoals ik niet voor de hand lag om naar het gymnasium te gaan, laat staan om te gaan studeren.
‘Al mijn vriendinnen op het gym konden na schooltijd rustig thuis thee gaan drinken. Ik woonde in een flatje waar het een totale puinhoop was. Als mijn alleenstaande moeder om half zeven doodmoe thuiskwam van werk verwachtte ze dat er door mij was gekookt. Ik had ook boodschappen gedaan en mijn broertjes en zusjes van school gehaald. Na het eten gingen de kinderen baden. Pas daarna kon ik aan mijn huiswerk gaan zitten.
‘Mijn moeder wist niet wat Latijn is, had nooit naar Bach geluisterd en wist niets van kunstgeschiedenis. Veel kinderen krijgen dat vanuit huis uit mee, ik moest me dat eerst zelf eigen maken.
‘Je pleegt een soort verraad. Al mijn vriendinnen die lagere opleidingen gingen doen, raakte ik kwijt. Hun moeders spraken niet meer met mijn moeder: wat loop jij nou arrogant te doen met je kind op het gymnasium.
‘Het is ook eenzaam. De uni moest ik zelf betalen en daarom had ik geen tijd voor onzin. Je familie heeft geen idee waarmee je bezig bent. Je moet zo overtuigd zijn van de doelen die je jezelf stelt.
‘Als iemand vervolgens zegt: “Wat stelt een master of doctorandus eigenlijk voor?” dan denk ik: donder op, gast! Als jij ervoor had moeten doen wat ik ervoor heb moeten doen, was het je niet gelukt. Het gaat me dan niet alleen om mijn situatie, maar om al die kids die als eerste in hun familie gaan studeren. Hen wil ik een hart onder de riem steken.
‘Daarom vind ik het ook tof om mezelf doctor te noemen, als het eenmaal gelukt is tenminste.’
