‘Ik werd met de nodige argwaan benaderd’, zegt Fridus Steijlen over zijn eerste vergadering van de Molukse politieke organisatie Gerakan Pattimura waarbij hij zich begin 1977 als vrijwel enige niet-Molukker aansloot. ‘Wat kwam die belanda (Hollander, red.) hier doen?’
Steijlen is emeritus hoogleraar Molukse Migratie en Cultuur aan de Vrije Universiteit en net gepensioneerd onderzoeker bij het Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde (KITLV) in Leiden. Op 2 november geeft hij een lezing over de Molukse geschiedenis in Nederland.
‘Toen ik lid werd, was er een discussie binnen de beweging: wat doen we met de Nederlanders, mogen die erbij? Een goede Molukse vriend van mij, David Berhitu, had mijn interesse aangewakkerd, en was voorstander van Nederlandse leden. Ik ben een beetje als breekijzer gebruikt om dat mogelijk te maken. Er was nog één Nederlandse vrouw lid, die getrouwd was met een Molukker. En later kwam er nog een Nederlandse jongen bij.’
Hen werd niets gevraagd
De Molukse gemeenschap in Nederland ontstond in 1951: Molukse militairen van het Koninklijk Nederlandsch-Indisch Leger (KNIL) die voor Nederland hadden gevochten in de Indonesische onafhankelijkheidsoorlog konden niet langer op de eilandengroep in de Indonesische archipel blijven. Omdat het daar te gevaarlijk was, werden ze met hun gezin naar Nederland verscheept. Het verblijf van de rond 12.500 Molukkers in Nederland zou tijdelijk zijn. Ze kwamen in woonoorden terecht, onder andere in de voormalig concentratiekampen Westerbork en Vught.
‘Het KNIL was overbodig geworden’, vertelt Steijlen. ‘De Molukse militairen die naar Nederland kwamen, werden ontslagen. Het idee was dat ze zes maanden zouden blijven.’ Inmiddels zijn ze 71 jaar hier. ‘Ze voelden zich misbruikt, aan de kant gezet door Nederland. Vanaf het begin is er niet gepraat met hen, en hen niet gevraagd naar wat ze wilden.’
Woedend op de overheid
Kinderen van de militairen waren woedend over de handelswijze van de Nederlandse overheid en streden daarnaast voor de Republik Maluku Selatan (RMS), een staat onafhankelijk van Indonesië, die op 25 april 1950 was uitgeroepen. Het leidde tot een gewapende strijd met als tragisch dieptepunt de treinkaping bij De Punt in 1977 waarbij twee gegijzelden en zes kapers omkwamen.
‘Het doel was de Nederlandse overheid te dwingen om iets te doen voor de Molukkers’, aldus Steijlen, al steunde lang niet iedereen de acties. Vooral de gijzeling van 105 kinderen en vijf docenten in een lagere school in Bovensmilde die tegelijkertijd met de treinkaping in De Punt plaatsvond, was voor ‘heel veel Molukkers een stap te ver’. Aan de gijzeling van de kinderen kwam na drie weken een einde toen de politie met pantserwagens de school bestormde en de vier gijzelnemers zich overgaven.
‘Ik ben met een Molukse kameraad, Richard Sahetapy, naar Het Parool gegaan om een verklaring af te leggen. We waren het niet eens met de gewelddadige acties, maar vonden uiteraard ook dat de regering echt aandacht moest geven aan de Molukkers.’
Tegelijkertijd werd hij door Nederlanders regelmatig aangevallen vanwege zijn overtuigingen. ‘Je bent toch vriendjes met Molukkers, zeiden ze dan, wat vind jij daar nou van die acties? Mijn standpunt was ongeveer hetzelfde als dat van de meerderheid van de Molukse gemeenschap, reageerde ik dan. Maar wat dat standpunt dan precies was, deed er niet toe. Je werd gelijk in een wij-zij-situatie geplaatst.’
De problemen waarin Molukse jongeren verkeerden waren groot. ‘Het idee van een tijdelijk verblijf gecombineerd met de strijd voor de republiek bleef lang bestaan. Er ontstond een soort schaduwwereld, waarin mensen niet gestimuleerd werden om te integreren.’ De werkloosheid was hoog. ‘Er ontstond een soort leegte bij de jongeren, ze werden heel vatbaar voor drugsgebruik en in de jaren zeventig kwam heroïne op grote schaal Nederland binnen.’
Afkicken op zolder
Hoe ernstig de situatie was, beschreef Steijlen destijds in zijn afstudeerscriptie antropologie. Van de Nederlandse jongeren tussen 18 en 24 jaar gebruikte een half procent in 1980 harddrugs. Onder Surinamers was dat vijf procent, bij Molukkers tien. ‘Een gigantisch hoog getal. In de Molukse wijk in Breda bijvoorbeeld woonde om het huis een junk. Deze gebruikers werden niet bereikt door de Nederlandse hulpverleners. Broers en zussen vingen hen op. Dan was het cold turkey afkicken op de zolder.’
Steijlen is altijd onderzoek blijven doen naar Molukkers. Zijn proefschrift ging over politieke organisaties en Moluks nationalisme. ‘Ik ben betrokken bij de gemeenschap en bestudeerde ook periode waarin ik zelf actief was in een beweging. Ik moest dus ook heel scherp blijven om te zorgen dat ik boven de materie bleef staan. Ik had ook contact met de hardcore RMS-beweging waar mijn eigen organisatie Pattimura juist kritiek op had. Iedereen ontving me met open armen. Soms werd ik “De Witte Molukker” genoemd, dat was wel een beetje ongemakkelijk.’
Bij lezingen van Steijlen zitten Molukkers in de zaal, die normaal niet met elkaar door een deur kunnen. ‘Het is geen homogene groep, ook niet als het gaat om politiek.’
Sociaal-economisch gaat het nu redelijk met de gemeenschap, vertelt Steijlen. ‘Molukkers zijn ook pas na 35 jaar gaan integreren.’ Toen kwam het besef dat terugkeer niet echt reëel was. ‘Er was toen al wel een heel grote achterstand ontstaan.’
In Nederland ziet Steijlen bij jongeren een heropleving van interesse voor de RMS. ‘Zonder dat er concreet invulling wordt gegeven aan hoe die onafhankelijke staat bereikt zou moeten worden. Je ziet veel RMS-vlaggen.’
Stok om mee te slaan
Op de eilanden is dat beslist niet zo. ‘Ik ben er onlangs nog geweest. Voor Indonesië staat de vlag voor separatisme. Molukkers daar willen er niet per se mee worden geassocieerd. De RMS is ook een stigma, een stok voor de Indonesische overheid om hen mee te slaan. Het is een taboe.’
Het is dan ook twijfelachtig of de Molukkers op de eilanden voorstander zijn van onafhankelijkheid, aldus Steijlen. ‘De reactie van een deel van de Nederlandse Molukkers is dan: “Omdat de RMS taboe is, lijkt het er alsof er geen steun is voor onafhankelijkheid, maar die is er wel degelijk.”’
Er gaapt nog een groot gat tussen de twee groepen. ‘Het is een continuering van de kloof die in 1950 is ontstaan. Een goede dialoog tussen de twee groepen is ontzettend belangrijk.’
Is er een mogelijkheid tot onafhankelijkheid? ‘Zeg nooit nooit, maar het is heel ingewikkeld, politiek en economisch gezien. De Sovjet-Unie viel echter ook uit elkaar. Het kan zijn dat Indonesië ooit naar een soort federalisme gaat met veel autonomie voor gebieden.’
Fridus Steijlen, Molukkers in Nederland, een geschiedenis van uitersten. Lezing georganiseerd door Historisch Dispuut Merlijn, Lipsius, zaal 148, woensdag 2 november, 20.00 uur, met livestream
Volgens Fridus Steijlen is er te weinig aandacht voor de diversiteit onder Molukkers. Dat geldt ook voor de documentaire-reeks Molukkers in Nederland van Coen Verbraak die in 2021 werd uitgezonden. ‘Ik vond het een rotdocumentaire. Het is een eenzijdig sensationeel verhaal dat een karikatuur maakt van de gemeenschap.’
De focus ligt vooral op geweld. ‘Heel kort samengevat is de verhaallijn: Molukse militairen komen naar Nederland, worden ontslagen, raken gefrustreerd en slaan hun kinderen. Die raken getraumatiseerd en gaan treinen kapen. That’s it.’
Wat hij mist in de reeks is het feit dat de Molukkers na hun aankomst in Nederland een hechte samenleving hebben opgebouwd. ‘Ze stichtten kerken en richtten kampraden op in de woonoorden. Ze zetten landelijke organisaties op, zorgden ervoor dat er cohesie was. Daar zit ook een krachtig positief element in. In de documentaire zijn Molukkers alleen maar slachtoffers.’
Zodra de Molukkers in de jaren zestig naar speciaal voor hen gebouwde woonwijken verhuisden, bleef die cohesie bestaan. ‘Om de slechte staat van de woonoorden aan te zetten, toont Verbraak beelden van de barakken in 1965, vlak voordat ze worden gesloopt. Dan zie je lekkende urinoirs en dat soort zaken. Dat is beeldmanipulatie.’
Verder vindt Steijlen dat er in de serie geen aandacht is voor culturele, religieuze en etnische verschillen in de gemeenschap. ‘Er zitten bijvoorbeeld geen islamitische Molukkers in de reeks.’
Maar de documentaire heeft wel impact gehad: mensen schrokken van de ellende. ‘Die schok is op zich prima, maar heeft ook nadelen. Het heeft de woede bij Molukse jongeren tegen de Nederlandse samenleving aangewakkerd.’
De serie heeft volgens hem ook zijn weerslag op politieagenten die in Molukse wijken werken. ‘Die agenten hebben vooral het geweld uit de documentaire van Verbraak op hun netvlies staan. Dan ga je als agent al met een bepaald idee naar zo’n wijk.’