‘We weten dat opioïden bijwerkingen hebben, maar het is tegelijkertijd het beste middel dat we hebben’, vertelt arts Laurence Moss, die vorige week promoveerde op onderzoek naar veiligere pijnstilling. Pijn bestrijden is op zichzelf al belangrijk, maar het heeft daarnaast een groot klinisch voordeel: zonder pijn gaan patiënten na een operatie meer bewegen, wat goed is voor het herstel.
Opioïden werken doordat de moleculen van het middel zich binden aan receptoren in ons zenuwstelsel. Die zetten vervolgens een signaal aan naar de rest van het lichaam, waardoor het pijngevoel afneemt.
Dat doen opioïden heel goed, maar niet zonder risico’s. Naast dat ze verslavend zijn, is het grootste gebruiksrisico de zogenoemde respiratoire depressie: ophouden met ademen. ‘Het ademhalingscentrum in het brein is doorspekt met receptoren die gevoelig zijn voor opioïden’, legt Moss uit. ‘Een stof als fentanyl dempt de pijn sterk, maar ook de impuls om adem te halen. In mijn onderzoek zag ik dat fentanyl, een heel sterke opioïde, de ademhaling tot honderd procent remt.’
In een klinische setting zoals een operatie is dat nog niet zó erg, een patiënt onder volledige narcose is geïntubeerd en hoeft niet zelf adem te halen.
Toch vormt het een probleem. Iemand die uit een operatie komt en weer op eigen kracht moet ademen, krijgt soms een tegenmiddel als naloxon om de ademhalingsprikkel weer op te starten.
Alleen: daardoor stopt de werking van opioïden vrijwel direct. Daarmee gooi je dus het kind met het badwater weg, de patiënt kan weer ademen, maar voelt ook weer meteen de pijn van de operatie. Ook bij mensen die buiten het ziekenuis opioïden gebruiken kan zo'n respiratoire depressie optreden en levensbedreigend zijn.
Moss ging daarom op zoek naar opioïden die de ademhaling minder, of het liefst helemaal niet beperken. ‘Opioïden als fentanyl hebben een heel hoge pijnstilling én een hoog risico voor de ademhaling. Maar de verhouding tussen het remmen van de de pijnstillende werking en het dempen van de ademprikkel is niet bij alle stoffen één op één.’
Daarom zocht Moss stoffen die niet volledig, of op een andere manier binden aan onze opioïde-receptoren. ‘Je denkt wellicht dat zo’n receptor in het zenuwstelsel werkt als een lichtknop die aan of uit staat. Het is meer een dimmer die harder of zachter kan. De opioïden die ik heb bekeken, binden zich slechts gedeeltelijk aan een receptor, of op een andere plek, of misschien minder lang. Dan is het niet alleen een dimmer, meer een soort Hue-lamp die allerlei kleuren kan hebben.’
Een van die stoffen is buprenorfine. Uit het onderzoek van Moss blijkt dat die een iets minder sterke pijnstillende werking heeft, maar een veel lagere kans op ademshalingontregeling. Bij het toedienen van een combinatie van buprenorfine en fentanyl blijkt het relatief ongevaarlijke buprenorfine het risicovollere fentanyl te verdringen, waardoor de ademhaling soepeler verloopt, zelfs bij hoge doseringen fentanyl die anders een volledige ademstilstand zouden veroorzaken.
Toch is ook deze veelbelovende stof niet helemaal risicovrij: de kans op een respiratoire depressie blijft bestaan. Dé ideale stof die alle pijn verlicht en nul risico oplevert, heeft hij nog niet gevonden. ‘We hebben heel hoopvolle resultaten, maar geen heilige graal. Zo’n middel zonder risico zou echt de jackpot zijn, maar het is een onhaalbare utopie.’
Desalniettemin zijn de nieuwe inzichten een stap voorwaarts. Dat een stof als buprenorfine in een klinische context veiliger is, heeft mogelijk ook voor mensen die thuis opioïden gebruiken positieve gevolgen.
Hoewel vooral de Verenigde Staten te kampen hebben met een crisis – in 2023 stierven er 80.000 mensen aan een overdosis opioïden – zijn er ook problemen in Nederland. ‘Vergis je niet, opoïdengebruik in Nederland is een veel groter probleem dan je op basis van de huidige media-aandacht zou vermoeden. In een recent rapport schrijft het Instituut Verantwoord Medicijngebruik dan ook dat er een toename is van mensen die sterke middelen langdurig gebruiken.’
Dat nieuwe middelen met een lager risico op stokkende ademhaling ook die groep helpen, is mooi meegenomen, denkt Moss. ‘De groep die opoïden krijgt in het ziekenhuis is veel groter dan de groep die thuis verslaafd is, maar nieuwe ontdekkingen hebben voordelen voor beide groepen. De ene is niet belangrijker dan de andere.
‘Ik ben nu een jaar in opleiding tot anesthesioloog en daarvoor heb ik een jaar op de IC gewerkt. Die klinische ervaring heeft mij meer context gegeven voor dit onderzoek. Je krijgt er veel meer feeling voor als je zelf naloxon toedient als een patiënt niet meer ademt. Daarom denk ik ook dat we voor echte oplossingen niet moeten zoeken naar een specifiek pilletje voor een specifieke aandoening, maar dat we de patiënt als geheel moeten zien, en naast de fysieke pijn moeten kijken naar angst en andere emotionele factoren, die zijn ook van invloed op pijnbestrijding.’