Specerijen waren al lang voor de oprichting van de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC) in 1602 erg exclusief’, legt historicus Tristan Mostert uit. ‘Je betaalde er ontzettend veel voor. We weten bijvoorbeeld dat rijke families in Venetië feesten organiseerden waar letterlijk met specerijen werd gestrooid. Om te laten zien hoe breed ze het hadden. Ook werden ze in dure medicijnen gebruikt. Daarom het was voor de VOC erg interessant om te investeren in een handelsmonopolie.’
Maar de VOC was niet de enige. Ook Spanjaarden, Denen, Britten en Portugezen waren op de Indonesische eilanden op zoek naar kruidnagel. ‘Enige tijd kwam Hitu, een deel van het eiland Ambon, maar niet van de Portugezen af die elders op het eiland een fort hadden gebouwd. Om ze te verjagen vroegen de Hituezen de Nederlanders om hulp. Die zagen dat wel zitten en in 1605 voer de VOC de baai van Ambon binnen. De Portugezen gaven zich zonder slag of stoot over.’
Bloedige conflicten
Nadat de Portugezen hun biezen hadden gepakt, sloot de VOC een bondgenootschap met de sultan van Ternate, die de baas was over grote delen van de Ambonse eilanden. In ruil voor bescherming moesten ze hun specerijen tegen een vaste prijs aan de Nederlanders verkopen. ‘Officieel was de sultan dan wel de baas, maar in de praktijk had hij weinig controle over de eilanden. Desondanks verwachtte de VOC op alle eilanden die onder het bewind van de sultan vielen een monopolie te hebben, maar veel van die gebieden zat totaal niet op de Nederlanders te wachten.’
Die onenigheid leidde vaak tot bloedige conflicten, stelt Mostert. ‘Als we bijvoorbeeld naar de Banda-eilanden kijken is het op het eerste gezicht een heel simpel verhaal: de VOC kwam daar, probeerde met contracten een monopolie op de nootmuskaat te krijgen, de lokale bevolking zag achteraf in dat dat niet heel gunstig was voor hen, werkte niet langer mee, Nederlanders boos, verschrikkelijke oorlog, ontvolking van de eilanden en einde verhaal.’
Die casus van de Banda-eilanden wordt al vanaf de late negentiende eeuw onderzocht, maar het proefschrift van Mostert is een van de eerste studies over het huishouden van de VOC op de Ambonse eilanden. De archiefstukken over Ambon waren namelijk beschadigd, maar zijn inmiddels gedigitaliseerd. ‘Ik probeer te laten zien dat er op de Ambonse eilanden niet slechts een conflict was tussen de lokale bevolking en de Nederlanders. Die lokale machtsstijd op de Banda-eilanden wordt vaak niet omschreven, maar in mijn proefschrift leg ik er juist de nadruk op.’
Die lokale machtsstrijd zit de Nederlanders uiteindelijk enorm dwars, omdat ze de onderlinge strijd niet goed begrijpen. ‘Daarnaast is het lastig om een monopolie te handhaven in een land met zoveel geografische uitdagingen: vulkanisch eilanden met rotsen, jungles en bergen. Het is fysiek een onmogelijk gebied om de baas over te spelen. Daar bijten de Nederlanders zich helemaal op stuk.'
Alles gaat kapot
Als in 1625 blijkt dat het monopolie niet is te handhaven gaat de VOC over op een ‘oorlog met de natuur’, zegt Mostert. ‘Er is in hun ogen toch al te veel kruidnagel. Een eiland dat nog steeds handeldrijft met andere Europese landen en Ambonse eilanden straffen ze door alle kruidnagelbomen om te hakken.’ In totaal verdwijnen er zo’n 65 duizend. Ze denken dat dat alle bomen zijn, maar het is de helft van alle kruidnagelbomen die in dat gebied groeien. Met deze radicale tactiek lukt het de VOC om grip te krijgen op de handel.
Zes jaar later is de compagnie klaar met de continue smokkel – zoals de VOC dat dan noemt – van de inheemse bevolking. Vanaf dan vernietigen de Nederlanders drieënhalf jaar lang niet alleen kruidnagelbomen maar alles wat eetbaar is. ‘Kokospalmen, bananenplanten, alles wordt verwoest. De VOC had duidelijk niet het idee dat ze zich voor iets hoefde te schamen en hield keurig verslag bij van alle narigheid die ze uitvrat.’

Na jarenlange strijd heeft de VOC rond 1656 eindelijk een ‘soort van monopolie’, zoals Mostert het verwoordt. ‘De grap aan dat monopolie is dat het volledig valt of staat bij het ecologische gebied waarin de kruidnagelboom groeit. De Leidse Hortus heeft bijvoorbeeld een kruidnagelboom en die doet het voor geen meter. Alleen maar omdat het dag-nachtritme anders is dan in de tropen. Een Franse botanist wist dat monopolie in de achttiende eeuw uiteindelijk te doorbreken door stekjes uit de Indische archipel te halen en over te planten op Mauritius. Daarnaast raakten de specerijen ook steeds meer uit de mode, dus was het al lang niet zo winstgevend meer.’
Het handhaven van het monopolie gaat gepaard met gruwelijk geweld. ‘De Nederlanders proberen machtscentra van hun tegenstanders in te nemen, er worden blokkades op zee gelegd, velen worden tot slaaf gemaakt en er wordt gekoppensneld in de jungle, een ritueel waarbij het hoofd van de tegenstander wordt afgehakt.’
Onthoofd
De inheemse bevolking was zo bang voor de VOC dat er bronnen zijn die beschrijven hoe mensen van de rotsen sprongen op het moment hun stad werd binnengevallen, vertelt de promovendus. ‘En als je een dorp aanvalt en je sleurt daar een aantal mensen levend vandaan, zijn zij jouw eigendom. Dat was daar toen heel normaal. Alle mannen werden onthoofd en alle vrouwen en kinderen tot slaaf gemaakt. En aan die inheemse tactieken doet de VOC vijftig jaar lang mee: voedselvernietiging, ontvolking en slavernij waren aan de orde van de dag.’
De omvang van de slavernij is moeilijk vast te stellen, zegt Mostert. ‘We weten in algemene zin wel iets over slavernij in Azië, maar veel minder dan over de slavernij in het Atlantisch gebied. We weten niet hoeveel mensen tot slaaf zijn gemaakt door de VOC op de Ambonse eilanden. Ik denk dat je zo op tweeduizend mensen kan komen van wie bekend is dat ze tot slaaf gemaakt zijn, maar ik denk dat dat een fractie is van het daadwerkelijke aantal. Het gebeurde aan de lopende band en was deel van de oorlogvoering.’
Uit eerder onderzoek is gebleken dat er in 1634 zo’n 30 duizend mensen meer op de Ambonse eilanden leefden dan op het moment dat de VOC de eilanden weer verliet. ‘In de tussentijd zijn er waarschijnlijk zo’n 30 duizend mensen omgekomen, gedeporteerd en tot slaaf gemaakt. In West-Seram sommeert de VOC op een gegeven moment iedereen die de oorlog heeft overleefd het eiland te verlaten. Om vervolgens de bevolking zo dun mogelijk over andere eilanden uit te smeren. De VOC-admiraal die dit idee verzonnen heeft schrijft hierover: “Dit is om ze hun eigen naam des te verder te doen verliezen.” Het idee was echt om de gehele samenleving te laten verdwijnen. Genocide is dan wel een term uit de twintigste eeuw, maar ik denk dat je die hier wel op kunt plakken.’
Specerijenoorlog: Ternate, Makassar, de VOC en de strijd om de Ambonse eilanden (c. 1600- 1656)
Tristan Mostert
Promotie is 28 maart