‘Dit is nu een parkeerplaats, maar tot 2017 stond hier Sun Club.’ Antropoloog Seger Kersbergen staat midden in de Spaanse Polder en wijst in de verte. ‘Daar had je Blokhut en Real Parbo. Dit was het belangrijkste uitgaansgebied van de jaren tachtig tot en met de jaren nul.’
Je zou het nu niet meer zeggen, maar ooit was dit grijze industrieterrein aan de Rotterdamse Schuttevaerweg een bruisende oase waar ieder weekend cabozouk en coladeira klonk: populaire muziekgenres binnen de Kaapverdische gemeenschap.
Samen met Kersbergen maakte Mare een muzikale tour door Rotterdam. Aanleiding: zijn proefschrift waarin hij de nalatenschap en verbondenheid van Kaapverdianen met de havenstad beschrijft. ‘Het is onderdeel van een groter onderzoek naar het nachtleven van migranten in Europa. Ik kende de scene wel en had gelukkig al meerdere contacten.’
Constante wietlucht
Van Sun Club bestaat jammer genoeg alleen nog de herinnering. ‘Het is nu gesloten, omdat de stad andere plannen met dit gebied had. Maar de vele opstootjes, vecht- en schietpartijen waren voor de gemeente ook een doorn in het oog. De club kwam ook meerdere keren in het nieuws omdat er vuur- en steekwapens waren gevonden’
Volgende halte: de Nieuwe Binnenweg, waar behalve een Kaapverdische hitte ook constante wietlucht hangt. Bij het Heemraadsplein wordt die steeds sterker. ‘Dit is een heel belangrijke plek’, zegt Kersbergen. Over twee weken wordt hier het São Joao-festival gevierd, het belangrijkste heiligenfeest voor Kaapverdianen. ‘Van origine is het een katholiek feest voor Johannes de Doper, daarom begint de dag ook met een religieuze viering. Een standbeeld wordt van Waddinxveen naar Rotterdam gebracht – waar op Kaapverdië een standbeeld vanuit de bergen naar de parochie wordt vervoerd – waarna het muziekfestival kan beginnen.’
Diverse genres zullen dan te horen zijn. ‘Je hebt morna, dat is vrij rustige muziek. Maar ook meer opzwepende muziek met een hoog tempo, als coladeira, funaná en cabozouk. Met de jongere generatie is ook hiphop steeds populairder geworden.’ Zo trad de populaire hiphopgroep Broederliefde er een paar jaar geleden op. ‘Drie van de vijf jongens hebben een Kaapverdische achtergrond.’
Kop naar beneden
Er zijn steeds meer evenementen die de herinnering aan het nachtleven en de muziekcultuur van vroeger in leven houden. ‘Er zijn veel artiesten die geboren zijn in Rotterdam of hier op jonge leeftijd aankwamen. Er is een feest in de stad genaamd “Lembra”, wat “herinner” betekent. Oude artiesten worden daar uitgenodigd om die weer op de voorgrond te laten treden. En veel van de oude liedjes worden weer gedraaid.’
Nummers uit de jaren zestig tot en met tachtig gaan opvallend vaak over de plaats waar veel Kaapverdianen destijds aankwamen: Rotterdam. ‘Zeemannen zongen over hun ervaringen in de stad en de nachtclubs die ze bezochten. Thema’s als illegaliteit komen ook vaak voor. Dan wordt gezongen: “Je moet je kop naar beneden houden en werken.” Kaapverdianen kwamen soms zonder werkvisum binnen en moesten dus zorgen dat ze niet te veel opvielen.’
De grote hoeveelheid verwijzingen naar de stad hebben de onderzoeker verbaasd. ‘We hebben meer dan honderd nummers gevonden die echt specifiek over Rotterdam gaan. Dat is heel anders dan in andere muziek. In Nederland is dit de enige migrantengroep die zoveel nummers heeft geschreven over de plek waar ze naartoe zijn gemigreerd. Ze kwamen niet zozeer naar Nederland, maar ze kwamen echt voor de havenstad.’
In de liedjes zijn de namen van hotspots letterlijk terug te horen. ‘Ze zingen niet dat ze “naar de kroeg” gaan, maar “naar La Bonanza”. Ze maken geintjes over het nachtleven, maar vaak met een kritische noot dat mensen zich moeten gedragen. Zoals: “Ga eens kijken om een uurtje of vier ’s nachts voor Habanera; dan zie je Kaapverdianen die met vrouwen praten maar niet weten dat zij honderd gulden kosten.”’
Ook die legendarische clubs zijn er niet meer. Waar vroeger de ramen trilden en lijven dansten, zitten mensen nu rustig met hun neus in de boeken in ‘Leeszaal West’ en de Hogeschool Rotterdam.
Armoede en honger
‘De binnenstad werd te duur’, verklaart de antropoloog. Kaapverdische zeelieden kwamen vaak naar Rotterdam zonder een cent op zak. ‘De migratie begon vanaf de jaren vijftig. In Kaapverdië waren armoede en honger aan de orde van de dag. Tegelijkertijd wilden veel mensen de dienstplicht in de onafhankelijkheidsstrijd ontduiken.’

In 1975 zou de eilandengroep voor de kust van West-Afrika een zelfstandige republiek worden, onafhankelijk van voormalig overheerser Portugal. Tegen die tijd kwamen er in Rotterdam steeds meer zeelieden aan wal. ‘Mannen gingen in de Van Nelle-fabriek of voor Heineken werken, vrouwen kwamen in de zorg terecht of werden schoonmaakster.’
Dat zou een grote invloed hebben op samenstelling van de bevolking. ‘Het Centraal Bureau voor de Statistiek kijkt alleen naar de eerste en tweede generatie, maar als je ook de derde en vierde generatie meerekent, wonen er sowieso meer dan 30 duizend Kaapverdianen in en om Rotterdam.’
Stil
In de eerste jaren tijden van nood hielp iedereen elkaar. ‘Zo ontstond er een netwerk waarin mensen elkaar steunden met een gezamenlijke pot waaruit geld kon worden gehaald dat later werd terugbetaald. Het Heemraadsplein werd daarvoor de ontmoetingsplek en dat is het altijd wel gebleven. Als ik mensen ging interviewen, zeiden ze vaak: “Kom maar naar het pleintje.”’
Waar Kaapverdianen eerst werd verteld hun kop omlaag te houden, veranderde dat gaandeweg. ‘Ze werden altijd “stille migranten” genoemd, maar van dat imago wilden ze af. Ze willen juist laten zien dat ze er zijn. Jongeren van nu zeggen: ik ben Kaapverdiaans én Rotterdams.’
Velen ontmoeten elkaar in Verhalenhuis Belvédère in Katendrecht. Bij binnenkomst ruik je de kruidige geur van de Volkskeuken. ‘Het eten is zo heerlijk’, juicht Kersbergen. ‘Cachupa is bijvoorbeeld een Kaapverdisch eenpansgerecht met vis of vlees.’
Soort sprookje
Belvédère organiseert ook culturele avonden, fototentoonstellingen en stadstochten. ‘Een van die tochten gaat langs de Atjehstraat, waar het huis van de familie Van Dijk staat.’ Die plaats is onlosmakelijk verbonden met de eerste zeevaarder die vanuit Kaapverdië naar Rotterdam kwam: João Silva.
Zijn verhaal klinkt als een soort sprookje. ‘Op het schip waarmee hij naar Nederland vertrok, zat ook een jonge Nederlandse matroos die aan boord werd gepest. Uit medelijden nam Silva het voor de jongen op, waarna het getreiter stopte. Toen de familieleden van de matroos dat hoorden, besloten ze de Kaapverdiaan in hun huis te laten verblijven tussen zijn reizen door. Na verloop van tijd logeerden er wel tien Kaapverdianen bij familie Van Dijk, die zelf ook uit tien kinderen bestond. Later trouwde Silva met een van de vijf dochters van het gezin. Toevallig is hij twee maanden geleden overleden, op 94-jarige leeftijd.’

Silva richtte Morabeza Records – eerst onder de naam Casa Silva – op: een van de bekendste muziekstudio’s in Rotterdam en het eerste Kaapverdische platenlabel ter wereld. Cesária Évora, de bekendste Kaapverdische artiest wereldwijd, nam er haar allereerste plaat ooit op. ‘Rotterdam was een bepalende plaats voor Kaapverdische artiesten. Er is hier een enorm netwerk aan studio’s en podia.’
Wereldster
Even later staat hij voor een van de belangrijkste plaatsen uit die muziekhistorie: Ocean Paradise, dat inmiddels New Ocean Paradise heet, maar beter bekendstaat als ‘de Chinese boot’.
‘Het is nu een restaurant, supermarkt en hotel, maar voorheen werden hier concerten gehouden’, zegt Kersbergen. ‘Hier gaf Cesária Évora haar allereerste optreden in Nederland, in het begin van de jaren negentig toen ze nog niet heel bekend was. Een paar jaar later groeide ze uit tot wereldster. Zij is de stem voor veel Kaapverdianen en dat maakt dit zo’n belangrijke plek voor mijn onderzoek.’
Eigenlijk komt alles hier samen, besluit hij. ‘Silva werkte samen met Évora, degene die haar eerste concert boekte heeft ook het eerste Sao João-festival van Rotterdam georganiseerd, en zo kan ik nog wel even doorgaan: elke Kaapverdiaan is verbonden met elke Kaapverdiaan.’
Seger Kersbergen, Nightlife in the Cabo Verdean diaspora: the case of Rotterdam City. Promotie was 16 februari