
‘We hebben hier inderdaad geen onderbroek onder aan’, zegt Pepijn van Loon (21, Artificial Intelligence en Gameplay Programming). In de tuin vol lege kratten bier en een verdwaalde kapotte ijskast trekt hij een halve liter Grolsch open. Wijdbeens gaat hij op een van de kratten zitten waardoor alles onder zijn kilt nog nét aan de verbeelding wordt overgelaten.
‘Doe jij effe een sjerp-adje, dat is wel iconisch. Dan krijg je zo’n 23 jaar aan ongewassen herinneringen binnen’, zegt Bokskanselier Cedric Keultjes (24, rechten en Ruslandkunde) tegen de sjaars. Doordat Keultjes de voorzitter, ofwel Bokskanselier, is van het SSR-gezelschap de Bokkerijders draagt hij naast een kilt, das, sporran (buidel) en geitenwollensokken ook een sjerp die in 2002 door een van de oprichters is gemaakt.
‘Hij is nog niet beschimmeld, maar hij ruikt niet bijzonder fraai. Iedereen die bij het gezelschap wil horen moet een sjerp-adje doen. We gieten bier door de sjerp heen en diegene moet het volledige biertje opdrinken. Maar dit is ongeacht of hij uiteindelijk bij het gezelschap wordt ingestemd of niet.’
witte latex gooien
Het is half drie ’s middags maar de vijf Bokkerijders zitten al goed in de olie. De jongste van het stel houdt zich op de achtergrond en slaat het verzoek voor het sjerp-adje, na een aantal mislukte pogingen om hem te overtuigen, vriendelijk af.
Verenigingskleding is niet weg te denken uit de Leidse modewereld. Elke borrelavond worden studentenhuizen en sociëteiten omgetoverd tot catwalks waar de meest bijzondere stukken tentoon worden gesteld. Studenten pronken met hun zelfontworpen en soms zelfgemaakte merch. Van dassen en jassen tot overalls, broeken en zelfs kilts.

Maar er is iets bijzonders wat bijna al deze kledingstukken gemeen hebben: ze zijn vrijwel altijd vies. En dat is precies de bedoeling.
‘De trui van mijn dispuutsgenoot was helemaal groen geworden van de schimmel’, aldus Remco Scherpenhuizen (24, rechten). ‘Als hij dat zou aantrekken zou hij oprecht ziek worden. Maar in de wasmachine gooien was geen optie. Je mag je trui absoluut niet wassen, dat is de regel. Hij heeft toen heel stiekem geprobeerd het eraf te halen met een beetje water, want het was wel echt heel goor.’
één grote gore vlek
Ook Scherpenhuizen heeft zijn eigen zwart witte rugbytrui in de vijf jaar dat hij bij het Quintus-dispuut Via Nostra zit nog nooit gewassen. ‘Het idee erachter is dat je niet alle herinneringen wegspoelt die je met je maten hebt gemaakt op de borrel en bij andere activiteiten.’
Bij veel disputen en gezelschappen is deze niet-wassen-regel heilig. Ook de vrouwen van het Quintus-dispuut Sté Amé weigeren hun (ooit) witte schildersbroeken in de wasmachine te stoppen, omdat ‘achter elke vlek een ander verhaal zit’.
De inmiddels donkergrijze broek van ‘Steamie’ Sara Williams (20, gezondheidswetenschappen) hangt aan haar trap. Het vormt een groot contrast met de rest van haar schone opgeruimde kamer. ‘Mijn broek is één grote gore vlek geworden. Ik weet echt niet meer welke verhalen er achter al die vlekken zitten’, geeft ze toe. ‘Op de eerste borrel wordt je broek gelijk helemaal vies. Ouderejaars zeggen dan voor de grap: “Ga maar zitten”. Dan word je door een borrelzaal van Quintus over de vloer gesleept door alle tjak, wat meteen wordt opgenomen door de dikke stof van je broek.’ Het vormt de perfecte voedingsbodem voor schimmel, volgens Williams.

‘Wij mogen er één keer per jaar mee onder de douche als de Witwinterborrel is geweest’, zeggen Maartje (21, wiskunde) en Isabelle (20, Security Studies) van het Augustijns vrouwen gezelschap Medusa (die niet met achternaam in de krant willen). Op de borrel dragen zij een groene broek met het dispuutslogo erop en een van hun zelfontworpen shirts. De Witwinterborrel wordt georganiseerd door mannengezelschap Carpe Noctem. Zij toveren borrelzaal de Saint dan om tot een winterparadijs door met witte latex te gooien. ‘Alleen daarna mogen wij onze broek schoonmaken, omdat hij anders nooit meer groen wordt’, vertelt Maartje.
Schurft
Ook bij de Bokkerijders is het niet gebruikelijk om de kilt te wassen, zegt Keultjes. ‘Bovendien is het bijna onmogelijk door alle plooien die in de achterkant zitten en omdat hij van wol is. Het is heel veel gezeik en de eerstvolgende borrel zit hij toch weer helemaal onder het bier. Je ziet bij de meeste oudere kilts dat ze zo goed als rechtop kunnen staan.’
Maar, geeft de Bokskanselier toe: ‘Ik heb mijn kilt één keer gestoomd, want toen had ik schurft.’ Na die ontboezeming volgen er meer. ‘Na de borrel flikker ik dat ding dronken ergens in een vochtig hoekje van mijn kast’, zegt Van Loon. ‘Drieënhalve week later pakte ik ‘m eruit en was de hele voorkant bepluisd. Toen er haar op begon te groeien en mijn moeder boos was omdat het zo erg stonk heeft zij hem gewassen.’
‘Het is traditie, maar er zijn ook grenzen’, zegt Williams. ‘Bij Sté Amé mag je je broek altijd wassen als je doorgelekt bent. Een keer per jaar hebben we strandborrel met Da Vinci, een mannendispuut van Quintus, en dan gaan we met z’n allen de zee in. Maar of je broek daar echt schoner van wordt…’
Zo’n gezamenlijk wasmoment geldt bij meer disputen als enige uitzondering op de regel. ‘Op donderdagmiddag tijdens de El Cid is heel Via Nostra samen op Quintus. Dan worden er anytimers gegeven voor een frisse duik in de gracht. Op die middag springen er altijd wel twintig gasten van het dispuut met hun trui het water in’, vertelt Scherpenhuizen.
skinny dippen
Net als de vrouwen van Sté Amé gaan de mannen van Via Nostra tijdens een midlustrumreis met zijn allen de zee in met hun trui. ‘Dat zijn twee momenten waarop je je trui sowieso “wast”.’
Voorheen wasten de Bokkerijders jaarlijks tijdens de introductieweek van SSR hun kilt in ‘een of ander goor meer’. ‘Maar sinds kort is er geen meer meer’, zegt Van Loon. ‘Dus nu wordt ‘ie gewoon niet gewassen.’ Volgens Keultjes is het alternatief om tijdens de laatste borrel van het jaar in de gracht bij het Plantsoen de kilt te wassen door ermee te gaan skinny dippen.
Maar waar bewaar je dan die beschimmelde broek, trui of ander stuk kleding? ‘Ik weet dat sommige Steamies hem in de zomer in de vriezer leggen’, vertelt Williams. ‘Dan schimmelt hij niet. Het risico is wel dat je na de zomer bent vergeten waar je broek is.’

Bokkerijder Joost Weggemans (23, geschiedenis) hangt zijn kilt gewoon in zijn kast tussen alle andere kleding. ‘Ik deed een keer mijn kledingkast open en toen kwamen er drie motten uit gevlogen. Dat is best wel smerig eigenlijk.’
Ontstoken open wond
‘Er zit toch een soort trots aan’, zegt Maartje. ‘Hoe goorder en versletener je broek is, des te vaker je erbij bent geweest en hoe meer herinneringen je hebt met Medusa.’ ‘Je loopt ontgroening voor die groene broek, die moet je verdienen. Daar doe je het uiteindelijk allemaal voor’, aldus Isabelle. Ze zijn wel blij dat zij een keer per jaar met hun broek onder de douche mogen. ‘We hebben namelijk ook gehoord dat er iemand van een ander dispuut een open wond had die enorm ging ontsteken toen er zo’n vieze broek overheen zat.’
Ondanks de slechte staat en de afgrijselijke geur van hun kleding hechten de studenten er toch wel veel waarde aan. ‘Ik draag er altijd nog wat onder’, vertelt Williams. ‘Dat ding mag mijn huid écht niet aanraken, daar reageert het niet goed op. Maar als ik tijdens een diesdiner tachtig vrouwen zie staan in dezelfde broek ben ik allang vergeten hoe goor het eigenlijk is en vind ik het fantastisch.’
Ontgroening
‘Aan het einde van de Via Nostra-ontgroening krijg je op een best zwaar moment die trui in handen gedrukt’, zegt Scherpenhuizen. ‘Dat is het begin van jouw tijd bij het dispuut’.
Voor veel studenten is het dus ook een herinnering aan alle ontberingen die ze hebben moeten doorstaan. Bij de Bokkerijders kan de ontgroening soms wel negen maanden duren. ‘Het moment dat je die kilt krijgt, is een soort verademing’, zegt Keultjes. ‘Dat is bevrijding.’
Vandaar dat alle studenten zweren hun dispuutskleding altijd te zullen bewaren. Ook Weggemans gooit zijn kilt nooit weg, zegt hij nadat hij een Smirnoff Ice achterover heeft geslagen. ‘Ik bewaak hem met mijn leven.’
